Page images
PDF
EPUB

van Dorp, te dier tijd liggende in het land van Voorne, die uit het land van Putten te houden.

In de rekening van 1575 vindt men, behalve andere oorlogslasten eene post wegens het zenden van 600 personen uit den lande van Putten, wel gefurneerd met schoppen en spaden, ten dienste van Zijne Excellentie om schansen te maken tegen de vijanden die te Crimpen lagen. Dergelijke posten wegens oorlogskosten komen nog tot 1588 in de rekeningen voor.

Rekeningen van de waarslieden van de Vier-Ambachten betreffende de gemeene uitwatering 1562, 1563 en vervolgens van 1574 tot op den tegenwoordigen tijd. Ook hiervan is voor de reeds gemelde reden eene afzonderlijke serie gemaakt.

De overige rekeningen betreffen de afzonderlijke polders en loopen niet verder dan tot de nieuwe inrichting van het waterschap in 1862.

Het zijn de rekeningen van:

Geervliet, wegens de jaarlijksche omslagen 1571-1862. Geervliet, Hoenderhoek en Schiekamp van het waterschot 1578-1862.

Spijkenisse wegens jaarlijksche omslagen 1571-1862.

Spijkenisse en Schiekamp van het waterschot 1590-1862. Braband, Hekelingen en Vriesland wegens het waterschot en dergelijke onkosten van dijkage 1571-1659.

Als voren, beroerende alleen het waterschot 1660-1862. Braband, ordinaire dijksomslagen, Hekelingen en Vriesland, dijksomslagen afzonderlijk doch in eene rekening 1660–1680. Braband wegens dijksomslagen 1681-1862.

Hekelingen en Vriesland als voren 1681-1862.

Simonshaven, Biert en Schiekamp van het waterschot 1571-1581. Simonshaven en Schiekamp wegens dijksomslagen 1582-1862. Biert als voren 1582-1861.

Simonshaven en Biert belangende het waterschot 1582-1861. Rekeningen van den waarman van Schuddebeurs 1571-1862. Op geringe uitzonderingen na zijn al deze seriën compleet. Bovendien zijn er nog extraordinaire rekeningen zoowel van den ring als van de verschillende polders aanwezig omtrent bijzondere werken, waarvan eene van den ring van 1777 vermelding verdient, omdat die loopt over de verhooging en verbetering van den geheelen ringdijk.

De documenten tot deze rekeningen zijn aanwezig over de jaren 1572-1575, 1578-1581, 1583-1587, 1589-1591, 15941597, 1599-1603, 1607, 1610-1613, 1616, 1617, 1620, 1622, 1629, 1631, 1632, 1634-1638, 1640-1795 en 1806-1862. De bestedingen, bestekken en andere acten zijn in afzonderlijke omslagen gelegd.

In mijn verslag van 16 Juni 1882 wordt van de regeling van het archief van Naaldwijk melding gemaakt. Toen ik aldaar aankwam, vond ik het weinige dat van het oude archief dezer gemeente was overgebleven in de raadzaal op een tafel gelegd en ontving de verzekering dat er geene andere stukken meer aanwezig waren. In lateren tijd werd echter in een verloren hoek op den zolder nog in eene kast het archief van de Heiligegeestarmen ontdekt. Het is misschien een geluk dat tijdens het bestuur van Naaldwijk zich bezig hield de oude archieven naar den papiermolen te zenden, men van het bestaan van dit archief onkundig schijnt te zijn geweest, en dat het om die reden aan het lot van het overige gedeelte van het archief is ontsnapt.

Blijkens eene aanwezige inventaris, tevens dienende als acte van afgifte, is dit archief op 13 October 1798 door de Municipaliteit aan het armbestuur afgegeven. Het aanwezige komt met dezen inventaris geheel overeen. De latere stukken van 1798— 1813 zijn waarschijnlijk mede vernietigd.

In de eerste plaats kan ik vermelden eene aanzienlijke verzameling van ongeveer 270 charters die echter slechts voor een gedeelte van den heiligengeest afkomstig zijn, terwijl het meerendeel op de kerk en kapittel van St. Adriaan te Naaldwijk betrekking heeft. Ook zijn er nog enkele charters van verschillenden aard en een aantal overdrachten van huizen en landen en rentebrieven, sommige van zeer ouden tijd aanwezig, waarvan de herkomst niet blijkt.

Deze charters bestaan voor het meerendeel uit giftbrieven, testamenten houdende legaten, koopbrieven van huizen en vestiging van renten ten behoeve van het kapittel of den heiligengeest van Naaldwijk.

Van enkele der belangrijkste wensch ik hier melding te maken: Het oudste charter is van 1295 waarbij Hendrik van Poelduinen de helft van zeven hond lands en nog een vierde van dat land gelegen in het Nieuwland onder Naaldwijk maakt tot een kruisland, onder beding dat de vruchten moeten komen ten behoeve van de armen, totdat een man het kruis zal opnemen tegen de ongeloovigen; wanneer het land moet verkocht worden en de opbrengst hem tot teerkost gegeven. Uit een brief van 12 November 1374 blijkt dat deze gift toen nog onder beheer van de nakomelingen der door hem gestelde bewaarders was, en uit een lateren brief van 10 Augustus 1422 dat drie mannen uit Naaldwijk tegen de ongeloovigen van Beem (de Hussiten in Bohemen) waren uitgetrokken en het land verkocht was.

Bisschoppelijke brieven van 15 November 1320 over de toelating van mr. Martinis de Herenthal, 22 Maart 1344 van Jan van Arkel over de verkiezing van Nycolaes Uter Camer, en

8 November 1483 van David van Bourgondië over de verkiezing van Jacobus van der Houck als dekens van het kapittel van Naaldwijk, 30 Augustus 1498 van Frederik van Baden tot het verkoopen van renten, mits de koopsom te besteden ten bate der kerk.

Voorts nog verkoopbrieven van land in 1475 om de kosten van schade door brand geleden te vervullen en van 1478 tot het opbouwen van het nieuwe koor.

Uitspraak van Daniël van Tolloysen, Willem en Daniël van der Merwede en Vastart van Ghiessen in een geschil tusschen den heer van Heukelom, gehuwd met Lijsbeth van Craeyestein en Willem van Naaldwijk, gehuwd met Sophia van Teylingen over hetgeen eerstgenoemde aankwam bij doode van Herbaren van Craeyestein 13 Augustus 1369.

Ook uit anderen hoofde is deze charterverzameling belangrijk, namelijk ten aanzien van de zegels. Van edelen worden aan de charters gevonden zegels van Willem- (1377) en Hendrik van Naaldwijk (1415-1487), Vastart van Giessen (1369) Dire van Swieten (1388), Hase vrouwe van Bloemesteyne (1356).

Van geestelijke gestichten: kapittel van Naaldwijk 1396-1487, Convent van Sint-Aagten te Delft 1470, kapittel van Windesheim 1464, Convent der Augustijnen te Dordrecht 1486, Convent der Regulieren van St. Jheronimusdal te Leiden 1493.

Van geestelijken: zegels van dekens en kanunniken van het kapittel van Naaldwijk, pastoors van Naaldwijk en 's Graven

Zande en anderen.

Van de opgevolgde schouten en baljuwen van Naaldwijk, de eersten van Philips Nachtegale 1378, Willem van Praet 1450, Ghysbert van Mathenesse 1462-1467, Coppaert van Praet 1465, Gerrit die Burchgrave 1472, en verder tot de helft der 17e eeuw. Voorts bevat dit archief:

[ocr errors]

Een handschrift, op het plat der band onder glas in koperen lijstje getiteld: dat register van der heijlighen gheeste in Naeldwiic", geschreven op perkament, met roode initialen, bevattende copiën van giftbrieven, testamenten, koopbrieven etc. waarschijnlijk aangelegd in het laatst van de 15e eeuw en tot het laatst der 16e eeuw voortgezet.

Register van testamenten en mondeling bespreken der heiligen geest van Naaldwijk aangekomen, beginnende 1600.

Eenige stukken betreffende het oude mannenhuis te Naaldwijk van 1619-1649.

Rekeningen van de heiligegeestgoederen van Naaldwijk, meest gedaan door priesters 1483-1539, door heiligegeestmeesters 1580-1597 en door rentmeesters van de heiligegeest-armengoederen 1600-1793.

Conditien van verpachting der armengoederen 1622-1630, 1726-1770.

Acten van indemniteit en readmissie 1722-1811.

Sedert eenigen tijd houd ik mij bezig met de regeling van het archief van Noordwijk.

Ook met het uitzoeken en inventariseeren der losse stukken in het archief van Delfland ben ik geregeld doorgegaan en zijn weder een vijftigtal portefeuilles aan het reeds geordende toe. gevoegd. In mijn volgend verslag hoop ik te kunnen melden met dit gedeelte van het archief gereed, of althans zoover gekomen te zijn, dat het einde met zekerheid kan worden voorzien. De groote massa stukken en de ongeschiktheid van het archieflokaal waarin licht ontbreekt om voorloopig te sorteeren, maken dit werk zeer moeilijk.

In een gesprek met den nieuw opgetreden dijkgraaf heb ik herhaald, hetgeen ik reeds in mijn rapport van 23 Juni 1892 mededeelde, dat in geen geval de opdracht, mij door U Hoog Edel Gestr. gegeven, zich verder dan tot het oude archief uitstrekte.

Met de meeste gevoelens van hoogachting heb ik de eer te zijn

Uw Hoog Edel Gestr. Dr. Dienaar,

J. H. HINGMAN.

's Gravenhage, den 20sten Juni 1894.

VERSLAG

omtrent Oude Gemeente- en Waterschapsarchieven in de provincie Utrecht over 1893.

(UITGEBRACHT AAN GEDEPUTEERDE STATEN DIER PROVINCIE).

Edelgrootachtbare Heeren!

De eerste vier maanden van het jaar 1893 waren nog hoofdzakelijk gewijd aan verschillende bemoeiingen met het archief der gemeente IJselstein, waarover ik in mijn vorig jaarverslag uitvoerig gehandeld heb; niet het minst nam het toezicht op het drukken van den inventaris mijn tijd in beslag. Daarna was het archief der gemeente Soest aan de orde. Het gemeentebestuur had met de regeling er van, waartoe het reeds vroeger Uwe hulp had ingeroepen, willen wachten, totdat het nieuwe gemeentehuis gereed zou zijn. Het is mij aangenaam te kunnen mededeelen, dat in het nieuwe gebouw voor het archief eene zeer voldoende berging is ingericht. Ik had gelegenheid hiervan kennis te nemen, toen ik, daartoe bij Uwe missive van 4 April 1893 gemachtigd, een voorloopig onderzoek naar den toestand van het gemeentearchief instelde. Dat onderzoek leidde tot eene voorloopige overeenkomst met het gemeentebestuur, waaraan Uw college bij schrijven van 21 Juni d. a. v. zijne goedkeuring hechtte. Spoedig daarop werd met de regeling een aanvang gemaakt, en den 7en Augustus kon ik UE.G.A. den inventaris doen toekomen.

Het archief der gemeente geeft een indruk van onvolledigheid; ik bedoel niet daarmede de aandacht te vestigen op de talrijke gapingen in de serieën rekeningen: diergelijke hiaten komen vaak voor en leveren bij de onveranderlijkheid, die de meeste posten kenmerkt, voor een overzicht van de oude inrichting van het dorpsbestuur weinig bezwaar op. Bedenkelijker is het, dat men te Soest eerst laat begonnen is de resolutiën van het dorpsbestuur regelmatig te registreeren. Eigenlijk is dit gebruik eerst met de revolutie van 1795 opgekomen, wel vindt men vóór dien tijd enkele resolutieboeken, maar zij werden niet regelmatig bij

« PreviousContinue »