Page images
PDF
EPUB

aan den ambtman te Grave, om van de octrooien en privilegiën voor de stad zelf, de gildebrieven enz. enz. niet te spreken, waarvan de aanwezigheid te verwachten was.

In de gedrukte werken over Grave, in het bijzonder het bekende memoriaal van Paringet, in 1752 te Utrecht in 2 deelen uitgegeven door mr. P. van Alen, was van een en ander reeds een groot deel, zij het niet altijd even nauwkeurig, bekend gemaakt. Thans bleek dat daardoor het Graafsch archief lang niet werd uitgeput voor zoover het algemeen bekend gemaakt verdient te worden en dat er bovendien een menigte stukken zijn die bijzonderheden kunnen leveren voor het steeds nader af te werken beeld onzer historie.

Natuurlijk geldt dit laatste vooral de geschiedenis van de heeren en het land van Grave en Kuik, van Gelder en van Brabant, maar toch ook de algemeene geschiedenis van ons Vaderland.

Ik zet het onderzoek en de inventarisatie geleidelijk voort en hoop er dit jaar mede gereed te komen. Intusschen heb ik nu ook de nadere regeling en de beschrijving van het andere gedeelte van het Graafsche archief ter hand genomen. Dit is reeds zoover gebracht dat ik durf rekenen het volgende jaar den geheelen inventaris van Grave's oud-archief afgewerkt en persklaar te krijgen. Daaronder begrijp ik het werk van de meer gedetailleerde beschrijving, die eenige der oudste registers schijnen te verdienen, en een voorgenomen onderzoek van de vele losse stukken van het oud-rechterlijk archief van Grave, vroeger uit het gemeentelijke archief afgescheiden. Dit zal eerst dezen winter kunnen geschieden, waarna hetgeen het oplevert natuurlijk in den inventaris moet worden opgenomen. Deze zal dus, naar ik hoop, het volgende jaar ter perse kunnen gaan en in elk geval een vrij lijvig boekdeel vullen.

In het vorig jaar ben ik de ordening begonnen van het oudarchief van Esch, een kleine maar zeer oude gemeente met een vrij aanzienlijk aantal oude stukken, waaronder verschillende betreffende gemeene gronden, origineelen en kopieën van giftbrieven, octrooien, contracten enz Oud- en nieuw-archief werden gescheiden en alle vreemde bestanddeelen verder uit het oude verwijderd. Dit was gedeeltelijk in een loketkast in de benedenverdieping, en in kisten op den moeilijk toegankelijken zolder, in verwarden toestand geborgen. Zoowel de secretaris als de burgemeester legden veel belangstelling aan den dag in de regeling van hun oud-archief door deskundige hand en verleenden mij den noodigen bijstand.

In afwachting van een kast, die men op mijn voorstel gereedelijk besloot te doen maken, werd het oud-archief nu op geïmproviseerde rekken volgens de gewone rubrieken van indeeling opgesteld. Daar thans die kast wel zal zijn aangebracht, zal ik dit jaar de sorteering en beschrijving kunnen voortzetten en nu ook de bijzondere stukken nader onderzoeken en zoo mogelijk beschrijven. De beschrijving van den burgerlijken stand is reeds geschied.

Te Vechel heb ik een algemeene verplaatsing van alle archieven op de ruime archief kamer moeten ondernemen, omdat voor het steeds toenemende nieuwe archief de ruimte te kort schoot en er meer bergruimte was bijgetimmerd, die tot opschuiving enz. noopte. Naar aanleiding hiervan is nu een supplement aangelegd voor den, zooals u bekend is, reeds gedrukten inventaris, want tusschen het nieuwere archief werden nog bescheiden van het oude ontdekt.

Omdat het met dit werk tegelijkertijd geschiedde en mij dus in mijn eigenaardige taak, de verzorging van de oude archieven in deze provincie, niet behoefde op te houden, heb ik ook de leiding op mij genomen der verzorging door bindershand van de jongere bescheiden en eener nadere sorteering en regeling van deze. Het nieuw-archief van Vechel is overigens in een reeks der laatste jaren steeds goed verzorgd geworden en zooveel mogelijk in orde gehouden. De inventarisatie hiervan kan ik dus gerust aan den secretaris overlaten.

De vroeger met de regeling van het oud-archief van Tilburg en Goirle belaste heer J. F. Hansse is in het vorige jaar gestorven.

Na zijn dood heb ik gezorgd dat ik inzage kreeg van de papieren die op zijn werkzaamheid ten dezen betrekking mochten hebben. Ik vond een en ander dat tot het Tilburgsch archief behoort en dat ik daarin eerlang zal terugbrengen, te meer nu mij gebleken is, dat het gemeentebestuur, gelijk trouwens te verwachten was, de zorg voor zijn oud-archief niet uit het oog verliest, integendeel zich eerst thans krachtdadig aantrok.

In verband daarmede heb ik de zeer groote massa losse papieren weder onder handen genomen, die met het vroeger achtergebleven gedeelte van het schepenbanksarchief van Tilburg en Goirle voor een paar jaren naar 's Rijks archiefgebouw alhier werden medegevoerd. Toenmaals zijn er de oude rechterlijke bescheiden, die

er nog mede vermengd waren, zorgvuldig uitgeschift. Maar veel verdere ordening kon er toen niet aan worden gegeven. De tienduizenden stukken, meest alle op zich zelf staande of van de dossiers losgeraakt, zijn hopeloos verward en als dooreengeschud. Zelfs de bepaling gaat dikwijls niet vlug, wijl alle opschriften ontbreken en de stukken, veelal zeer oud, van zeer verschillend karakter zijn: hoeveel tijdroovender is dan niet het terugbrengen in het oude verband. Natuurlijk is het een werk van langen adem, dat alleen 's winters kan worden voortgezet als het geen tijd is voor reizen in de provincie of ander hiervan afhoudend werk.

Vroeger deed ik verslag over de ontwarring en betere berging van het oud-archief van Vucht. Ook maakte ik toen melding van een pakje met belangrijke stukken, tot wier beschrijving ik mij bereid verklaarde. Ik mocht er niets meer van hooren. Intusschen vond ik bij het rechterlijk archief van Vucht en Cromvoirt nog twee dergelijke stukken, die blijkbaar daarbij behooren, benevens een mede daartoe te brengen privilegieboek. Ik heb van een en ander een beschrijving opgemaakt, die ik hier laat volgen. Ik hoop dat thans ook de andere ter behoorlijke inventarisatie mij worden toegezonden.

I. Privilegieboek van Vucht en Cromvoirt,
bevattende :

a. Folio 1 recto. 18 september 1546. Schepenen van den Bosch bevestigen in hooger beroep het vonnis van schepenen van Vucht c. a., waarbij Mathijs, sone Jans Berwout, veroordeeld is tot 45 schellingen boete wegens het laten weiden op de gemeente van Vucht van een aldaar niet bewinterd paard.

b. Folio 2 verso. 1 april 1481/2. Henrick die Vroede, prior, Barth. van Rotterdame, vicaris, Cyriaeck van Alemaer, procurator, en gezamenl. broers van het S. Sophia convent der Karthuizerorde te Vucht, komen overeen met schepenen, gezworenen, kerkmeesteren, H. Geestmeesteren en notabele ingezetenen aldaar, met eene Sondaechs kerckgebode" vergaderd, dat het convent als getreden in de rechten en verplichtingen der zusters van Orten, vroeger in hetzelfde gebouw woonachtig, in al 's heeren lasten, op Vucht gesteld, den 20 penning zal bijdragen en verder geen schotbare erfgoederen aldaar zal koopen dan ter waarde van 8 mudden erfrogge; en dat zijne bij schenking enz. tegen

verplichting tot kerkelijke diensten te verkrijgen cijnzen enz. vrij van bede en onraet zullen zijn, enz.; alles op poene van 100 gouden leeuwen van wijlen hertog Philips.

C. Folio 6 recto. 30 juli 1490. Schepen brief van 's Hertogenbosch en vrijdom. Tijman Croock, prior en Cyriaeck van Alcmaer, procurator als voren, en schepenen enz. als voren, verklaren te zijn overeengekomen aldus: het convent zal van zijne tegenwoordige en toekomstig te verkrijgn schotbare goederen in stad en meijerij in alzulken penningen als den dorpe van Vucht opkomen en aangetaxeerd zullen worden, mits de geheele Meierij daarin deelen moet, 3 pct. betalen; geen schotbare erfgoederen onder Vucht koopen of verkrijgen dan ter waarde van ten hoogste 6 mudden rogge erfpacht, die dan mede door de voorn. 3 pct. schotvrij zullen zijn goederen verkregen onder verplichting tot kerkelijke diensten evenzoo; niet meer erfgoed aankoopen zonder verlof der ingezetenen, of daarvoor in de lasten deelen boven de 3 pct. voorn.; tot het aandeel van Vucht in een alg. bede alleen bijdragen voor zijne goederen aldaar gelegen; en hiermede van al zijne verplichtingen als rechtverkrijgende der zusters van Orten ontslagen zijn enz. Alles op poene van honderd gouden leeuwen als voren.

[ocr errors]

d. Folio 9 recto. 1 april 1524/5. Karel, Roomsch keizer enz. bekrachtigt onder bevestiging en herhaling (hier weggelaten met verwijzing naar fol. 5") van het privilegie, door Maximiliaan en Philips op 10 Juni 1484 aan die van Vucht verleend aangaande hunne gemeente het verbod door de ingezetenen vastgesteld om ganzen op die gemeente te laten weiden, op poene van 3 pond payments; en vernieuwt uitdrukkelijk de hun verleende bevoegdheid om boeten op te leggen enz., mits bij rade van den laagschout van den Bosch.

e.

Folio 12 verso. 15 juli 1522. Schepenen, gezworenen, kerkmeesteren, H. Geestmeesteren en ingezetenen van Vucht geven het vermelde verbod.

f. Folio 13 verso. 2 juni 1374. (Des vrijdachs nae des H. Sacramentsdach.) Schepenen, gezworenen, rentmeesteren, dekenen van de ambachten enz. van den Bosch, en schepenen, gezworenen en gemeente van Vucht en van Cromvoirt, maken een deeling van het Vuchterbroek c. a., hun gezamenlijk toebehoorende.

g. Folio 15 verso. 11 juli 1433. (Undecima die mensis Iulii anno 1433) Gerardus de Bercke, lohannes Monincx, Godefridus

de Erpe et Rutgerus de Geldrop, scabini in Buscoducis, geven vidimus van deze deeling.

h. Folio 18 recto. 9 september 1367. (Des anderen daechs nae onzer Vrouwendach nativitatis.) Schepenen enz. van den Bosch bekennen dat de in den brief omschreven erffenisse den goeden luijden van Vucht toebehoort en de stad daarop geen recht heeft.

i. Folio 18 verso. 10 juli 1481. Maximiliaan en Philips, hertogen van Oostenrijk enz., bekrachtigen de in den brief opgesomde rechten en gebruiken van die van Vucht, waarvan deze geen brieven hebben.

k. Folio 20 verso. 13 april 1422. (Na Paesschen.) Jan, hertog van Brabant enz. bepaalt dat zij, die buiten der uuterster porten van den Bosch aan den dijk naar Vucht toe wonen, schot en lot moeten dragen met die van Vucht, als van ouds.

1. Folio 21 verso. 3 september 1463. Philips, hertog van Bourgondië enz. stelt dijkmeesters in over den dijk van die Vuchter ackeren en regelt hunne bevoegdheid, enz.

m. Folio 25 verso. 31 maart 1516/17. Karel, koning van Castilie enz., bevestigt den vrijdom van houtschat, aan die van Vucht verleend onder verplichting het gerichte van 's Hertogenbosch over de misdadigen te helpen onderhouden en richten.

n. Folio 27 recto. 21 juni 1498. Philips (hertog van Oostenrijk enz.) vergunt aan die van Vucht een deel hunner gemeente te verkoopen, en elk op en voor zijn erf boomen te pooten tien roeden gemeentewaarts in, met vrijdom van houtschat, tol, marktgeld enz. in stad en meierij, overmits dat zij altijd het gerichte ten Bossche moeten helpen volvoeren; en aan de Karthuizers aldaar geweeren te plaatsen en visch te houden in de Dommel, geheeten de Diese, en in de Vlaschmere.

Het laatste stuk is afschrift naar het oorspronkelijke; de voorgaanden zijn allen naar authentieke afschriften. Het HS. is van de 17 eeuw.

II. Losse stukken.

1. 4 juni 1328. (Des saterdaegs nae des H. Sacramentsdach.) Eijmbrecht Tuijdinx van Dijck, 's hertogen rentmeester in de meierij, verkoopt van 's heeren wegen aan de stad van 's Hertogen

« PreviousContinue »