Page images
PDF
EPUB

uitmaken, òf omdat zij behooren tot gemeenschappen, die vóór 1794 op het grondgebied van het tegenwoordig hertogdom Limburg bestonden.

In de eerste plaats wensch ik hier te spreken van een drietal oude Keizersdiplomen, afkomstig van het voormalig kapittel van St. Servaas en een diploom van den bisschop van Luik uit 1096, afkomstig van het kapittel van O. L. Vrouw, beide te Maastricht en thans berustende op het Algemeen Rijksarchief te 's Gravenhage. Het is van het hoogste belang, dat in ons Rijksarchief in Limburg, waar de oudste documenten bewaard worden van geheel Nederland, waar zooveel oude Keizersdiplomen te vinden zijn, ook deze stukken, die er deel van moesten uitmaken, niet ontbreken. Sommige stukken van dien aard zullen wellicht moeielijk terug verkregen worden, gelijk die welke door de Fransche Republiekeinen naar Parijs zijn gevoerd en thans, wederrechtelijk tegen de tractaten, na den val van het eerste Keizerrijk, tusschen Frankrijk en de verbondene Mogendheden, daar teruggehouden worden. Over deze wordt uitvoerig gehandeld in het jaarverslag mijns voorgangers over het jaar 1888, pag. 317-319 en 329-346 van de verslagen der Rijksarchivarissen over dat jaar. Maar hier wenschte ik in de eerste plaats nogmaals de aandacht te vestigen op de vier hierboven bedoelde diplomata, welke, zonder eenige moeite, door het Rijksdepôt te 's Gravenhage aan het Rijksdepôt te Maastricht gerestitueerd kunnen worden.

In zijn jaarverslag over 1889 schreef mijn ambtsvoorganger hier over het volgende: Het is intusschen hier de plaats om terug te komen op eene zaak, die wij reeds in ons verslag over het jaar 1887, doch slechts ter loops, hebben besproken en welke wij thans uitvoeriger moeten behandelen, omdat zij van principieel gewicht is. Het betreft namelijk de vraag, of stukken zich bevindende in een Rijksarchiefdepôt, waar zij niet te huis behooren, mogen onthouden worden aan het Rijksdepôt, waar zij wel te huis behooren en op hunne plaats zijn. Eigenlijk gezegd is het geen vraag, nòch voor den wetenschappelijken man, nòch voor de Regeering, welke haar reeds voor eenige jaren met juistheid heeft beantwoord. Immers bij een schrijven van 23 Februari 1886, no. 470, K. W., schreef de Minister (van Binnenlandsche Zaken) den Rijksarchivarissen in de provinciën aan, om een onderzoek in te stellen naar de stukken, welke niet in hunne depôts behooren, doch naar andere Rijksarchiefdepôts moesten overgeplaatst worden.

"

Tengevolge dezer aanschrijving hielden en houden Uwe archivarissen zich onledig met het opsporen en uitwisselen der documenten, welke niet in hunne depôts, maar in andere te huis

behooren en verdwaalde archiefstukken zijn zelfs, ter wille der wetenschap, kosteloos, zeer te recht, teruggegeven aan die gemeentelijke administraties, van welke zij afkomstig waren. Op dit zeer gegrond stelsel is echter in de toepassing een onverklaarbare en mijns inziens kwalijk verdedigbare uitzondering gemaakt ten aanzien van vier stukken behoorende tot het Rijksarchiefdepôt in Limburg.

Er bevinden zich namelijk in het Rijksarchiefdepôt te 's Gravenhage drie charters, afkomstig van het kapittel van St. Servaas te Maastricht en één van het kapittel van O. L. Vrouw aldaar, te weten:

,1087. Diploma Henrici IV, Imp., waarin bepaald wordt, dat de vrijheden der kerk van St. Servaas zullen blijven aan den kanselier des Rijks.

,1377, 10 September. Diploma Caroli IV Imper. de libertatibus decani et capituli sancti Servatii et eorum ecclesiae libertatibus et immunitatibus.

,1377, 10 September. Diploma Caroli IV Imper. privilegium de proscriptione et punitione malefactorum et incendiariorum.

„Het vierde tot de Kapittelkerk van O. L. Vrouw behoorende is een oorspronkelijk charter op perkament met opgedrukt zegel in wit was uit 1096, waarin Otbert, bisschop van Luik, aan de kerk van O. L. Vrouw twee molens, gelegen te Maastricht, ten geschenke geeft.

"

Deze vier charters hebben een zeer speciaal belang voor de bijzondere geschiedenis van de beide Maastrichtsche kapittels, waarvan overigens de uitgebreide archieven in het Rijksarchiefdepôt te Maastricht bewaard worden. Voorheen van die archieven deel uitgemaakt hebbende, behooren zij ook thans daarbij gevoegd te worden.

Tengevolge der opheffing dezer kapittelen, door de Fransche Republikeinen, zijn de archieven dezer geestelijke instellingen in het laatst der voorgaande eeuw verdeeld en gedeeltelijk zeer verstrooid geraakt. Het grootste gedeelte werd terstond door de Franschen in bewaring genomen en berust thans in het Rijksdepôt te Maastricht, een aantal charters evenwel werd door de Franschen afgezonderd en naar Parijs gevoerd, waar zij nog heden zijn.

Thans worden door de Nederlandsche Regeering pogingen aangewend om de restitutie daarvan te erlangen. Een ander gedeelte werd door de kanunniken medegenomen; sommige dezer heeren stonden later hunne charters af aan de parochie

kerken van St. Servaas en O. L Vrouw. Het gelukte de Regeering onlangs deze verzamelingen in het Rijksarchiefdepôt geplaatst te krijgen. Andere kanunniken verkochten hun charters, deels aan Koning Willem I (in 1821), deels aan de Belgische Regeering, die ze aan de Nederlandsche weder afstond. Deze laatste groepen werden, wijl er te Maastricht destijds geen georganiseerd Rijksarchiefdepôt bestond, in het Rijksarchief te 's Gravenhage geplaatst Doch toen in 1866 te Maastricht een archief, Limburg betreffende, werd ingericht, zond de Minister van Binnenlandsche Zaken, zeer wijselijk, alle te 's Gravenhage berustende stukken op Limburg betrekking hebbende, ten getale van 650, naar het nieuw depôt te Maastricht, waar zij op geschiedkundige en wetenschappelijke gronden te huis behooren. De vier bovengenoemde charters echter werden te 's Gravenhage teruggehouden, alhoewel voor hun overzending naar het Limburgsch archiefdepôt volkomen dezelfde gronden bestonden als voor die der 650 charters, welke dit depôt terug bekwam.

"

Toen den 23sten Februari 1886 de Regeering de verschillende Rijksarchivarissen aanschreef om een onderzoek in te stellen naar de verdwaalde archiefstukken, welke behooren overgeplaatst te worden naar de depôts, waarin zij te huis behooren, heb ik mij beijverd de gespolieerde kapittel-archieven in hun vorigen staat te herstellen. Van daar mijne voorstellen, welke alle de goedkeuring der Regeering verwierven en welke geleid hebben tot het terugkoopen uit handen van particulieren van een aantal verdwaalde stukken, tot het overbrengen naar mijn depôt van de belangrijke collectiën, welke in de parochiekerken van St. Servaas en O. L. Vrouw berustten, tot het openen van onderhandelingen met de Fransche Regeering, tot het terugbekomen van de in 1797 weggevoerde collectiën. Er moest natuurlijk eene gunstige beschikking verwacht worden op het verzoek in 1886 aan Uwer Excellenties voorganger gedaan tot het terugbekomen der 4 in 1886 te 's Gravenhage achtergehouden documenten, een beschikking welke des te gemakkelijker te nemen viel, wijl de Regeering hier niet, zooals voor de andere documenten, afhankelijk was van de medewerking en den goeden wil van particulieren, van kerkbesturen of van vreemde Regeeringen, doch eenvoudig aan hare eigen ambtenaren de overzending van stukken uit het eene Rijksdepôt naar het andere had te bevelen. Inderdaad schreef Uwer Excellentie's toenmalige ambtsvoorganger, bij beschikking van 29 September 1887, den Algemeenen Rijksarchivaris aan on mij de 4 achtergehouden stukken toe te zenden. Aan deze aanschrijving is echter geen gevolg gegeven. Toen ik bij schrijven van 5 Maart 1888 daarop aandrong, ontving ik, tot mijne uiterste

bevreemding, ten antwoord, dat de Minister vooralsnog de 3 charters behoorende tot het archief van het kapittel van St. Servaas en het charter behoorende tot het kapittel van O. L. Vrouw te Maastricht, niet uit het Rijksarchief te 's Gravenhage wenschte te verwijderen.

Ik heb andermaal, met aanvoering van gronden, bij schrijven van 22 Juni 1889 op terugzending aangedrongen. Tot heden mocht ik echter niet met een antwoord vereerd worden. Intusschen mag ik niet nalaten op deze zaak telkens terug te komen. De hierbedoelde stukken hangen met de te 's Gravenhage bewaarde archieven hoegenaamd niet te samen, en zijn daarin even weinig op hunne plaats als te Berlijn of te Constantinopel. Zij vormen daarentegen een integreerend deel van het Rijksarchiefdepôt te Maastricht, en dat zij daaraan onthouden worden, is naar mijne overtuiging en ik vertrouw naar die van ieder wetenschappelijk geschiedvorscher door geen enkel steekhoudend argument te billijken. Ik vlei mij dan ook, dat Uwe Excellentie alsnog uitvoering zal willen doen geven aan de beschikking Uwer Excellentie's ambtsvoorganger van 29 September 1887, de teruggaaf der stukken aan het Rijksarchief te Maasstricht bevelende". Eene andere categorie van archieven zijn die, welke in deze provincie zelve berusten, maar niet in ons depôt. Hieronder reken ik de domaniale archieven, afkomstig van de voormalige kloosters, abdijen en stiften, welke door de wet van 15 Fructidor an IV (1 September 1796), geregistreerd te Maastricht 28 Fructidor (14 September daarna) en 5 Frimaire an VI (25 November 1797) geregistreerd te Maastricht 13 Nivôse an VI (2 Januari 1798) Staatseigendom zijn verklaard, alsmede die, afkomstig van de oude gilden en vereenigingen afgeschaft bij wet van 2-17 Maart en van 28 Maart-1 April en 14-17 Juni 1791, waarbij tevens de archieven Staatseigendom werden verklaard en alle afgekondigd in dit Departement der Nedermaas.

Zulke archieven berusten te Venlo in het stadsarchief, en hebben betrekking op het klooster der Kruisheeren, de verschillende gilden, de Hansa-vereeniging enz. enz., waarvan het grootste gedeelte, reeds tijdens het Fransch bestuur, ingevolge de bovenaangehaalde wetten, naar Maastricht is gevoerd en thans in ons archief berust.

Nog vond ik niet in de meeste respectieve gemeenten, die deel uitgemaakt hebben van het voormalig Roer-departement de rechterlijke archieven, of vond daarvan slechts een gedeelte. Het ontbrekende wordt, naar ik gis, te Dusseldorf in het Koninklijk Pruissisch Staatsarchief bewaard. wat voor de rechterlijke archieven van Sittard zeker is (M. Jansen, Inv. v. h. oud-arch. der gem. Sittard I, voorrede.)

I. Voormalig Arrondissement Aken.

a. Voormalig kanton Sittard:

1. te Born-Buchten-Holtum vond ik geene rechterlijke archieven;

2. te Grevenbicht insgelijks niet;

3. te Limbricht, op het Raadhuis ook niet; zij zijn gedeeltelijk op de pastorie (1651-1688);

4. te Munstergeleen vond ik geene rechterlijke archieven;

5. te Sittard ook niet; deze berusten te Dusseldorf en niet in het stadsarchief te Sittard;

6. te Susteren vond ik geene rechterlijke archieven;

7. te Urmond insgelijks niet.

b. Voormalig kanton Heinsberg :

1. te Herckenbosch en Melick vond mijn Ambtsvoorganger geene rechterlijke archieven.

II. Voormalig Arrondissement Kleef.

a. Voormalig kanton Horst:

1. te Bree, bevattende de voormalige schepenbanken: a. Baarlo, b. Blerick, c. Bree, vond de E. H. Habets geene rechterlijke archieven;

2. te Broeckhuizen, bevattende de voormalige schepenbanken: a. Broeckhuizen, b. Broeckhuizenvorst en c. Oyen, vond ik slechts eenige rechterlijke archieven der drie banken; die van Oyen zijn gedeeltelijk in handen van particulieren (zie Jaarverslag over 1889, pag. 445);

3. te Grubbenvorst, bevattende de voormalige schepenbanken Grubbenvorst en Lottum, vond de E. H. Habets slechts eenige rechterlijke archieven;

4. te Helden vond de E. H. Habets geene rechterlijke archieven;

5. te Kessel vond de E. H. Habets geene rechterlijke archieven op het raadhuis; op den zolder der pastorie bevinden er zich eenige ;

6. te Meerlo, bevattende de voormalige schepen banken Meerlo, Blitterswijk en Swolgen, vond ik slechts van Swolgen de rechterlijke archieven volledig, doch grootendeels op de pastorie, waar zij nog zijn.

« PreviousContinue »