Page images
PDF
EPUB

De tot een boek gebonden missives met bijlagen bij hh. Gedeputeerden van Stad en Lande ingekomen van wege de gecommitteerden ter Staten-Generaal in den Haag, 7 Juli 1708-29 Dec. 1708.

Dit boek vulde juist eene lacune in de missivenboeken aan.

Bij besluit van den Raad der gemeente Groningen dd. 30 September 1893, n°. 9, werd besloten den inhoud van een in Juli 1893 door mij op den zolder van het raadhuis te Groningen ontdekte kist, welke inhoud in een door dr. H. Brugmans, toen te Groningen, thans te Utrecht, opgemaakt rapport aan den raad was bekend gemaakt, te voegen bij het overig gedeelte van het archief der gemeente Groningen, in bruikleen gedeponeerd in het Rijksarchief-depôt in Groningen. Het zij mij vergund hier enkele, mededeelingen te doen over de kist en haren merkwaardigen inhoud.

"

De kist is van zwaar eikenhout met ééne door vuur zwart geblakerde zijde. Zij is binnenwerks lang 135 c.M., breed 52 cM. en hoog 57 c.M. en was tot boven gevuld met papieren en perkamenten. Dat we hier met het" of een stadtscreen" te doen hebben, zooals ik aanvankelijk een oogenblik meende, geloof ik niet. Het stadtscreen", dat zich nog ten raadhuize bevindt, is van eenigszins andere afmetingen en bovendien met drie wapens der stad beschilderd en van drie sloten voorzien. De nieuw ontdekte kist heeft inwendig twee eigenaardige, kleine, opene laden, gelijk men die aantreft in de oude kleerkisten, welke men nog hier en daar in Groningen en Drenthe in gebruik bij de boeren aantreft. Ook de afmetingen stemmen volkomen met die van dergelijke oude kleerkisten overeen en de inhoud kan bewijzen, dat de kist waarschijnlijk oorspronkelijk van een particulier afkomstig is.

Den inhoud der kist kan men n.l. in twee hoofdbestanddeelen scheiden: 1°. het archief van eenige leden der familie van Ewsum, 2°. een gedeelte archief der stad Groningen.

Het geslacht der van Ewsum's heeft in het gewest van Stad en Lande, vooral in de 16de eeuw, eene zeer belangrijke rol gespeeld; Wigbolt, Caspar en Johan van Ewsum hebben zich als moedige vrijbuiters doen kennen, als water- en landgeuzen, die lijf en goed hebben opgeofferd voor de zaak der vrijheid van godsdienst. Door de in bruikleengeving door jhr. mr. J. EÆ. A. van Panhuijs van het huisarchief van de Nienoord aan het Rijksarchief-depôt in Groningen in 1890 en de daarmede gepaard gaande openstelling van dit huisarchief voor de geschied vorschers, is de kennis betreffende de heeren van Ewsum, bewoners van den Nienoord, aanmerkelijk vergroot. In nog meerdere mate

zal dit het geval worden door de kennismaking met den inhoud van bovenvermelde kist. Hierin toch vindt men een aantal spanen doozen met opschriften in 16de eeuwsch handschrift, betreffende de stukken in die doozen geborgen. Doozen en stukken hebben allen betrekking op de van Ewsum's, terwijl bovendien nog duizenden losse stukken op dat geslacht betrekkelijk in de kist verspreid lagen.

Die Ewsummer stukken klimmen op tot in de 14de eeuw (het oudste is van 1314) doch concentreeren zich voor het grootste deel om Johan van Ewsum en Hercules van Ewsum. De geheele correspondentie van Johan v. E. ligt hier in eenige honderden brieven aan en van hem voor ons, brieven ongeveer tusschen de jaren 1540-1570 over allerlei onderwerpen en van allerlei personen. Wij vinden daarbij tal van brieven van geestelijken, zoowel uit ons land als uit allerlei streken van Duitschland, brieven van Duitsche vorsten, van Philips II en Spaanschgezinden als Granvelle, Barlaymont, den hertog van Aremberg, Johan de Mepsche e. a., van hervormdgezinden als Maximiliaan de Boussu, Aggaeus Albada, Jarich van Botnia, den drost van Bentheim enz. Van de vroegere v. Ewsum's zijn brieven overgebleven van George van Saksen, Karel v. Gelre, den bisschop van Utrecht en andere machtige heeren.

Johan van Ewsum woonde op het huis Mensinga te Roden en kocht o. a. in de 2de helft der 16de eeuw van de Marianen de commanderij te Bunne (z. w. van Eelde). Daardoor zijn in zijn bezit geraakt een aantal stukken (het oudste van 1354) betreffende die commanderij, welke niet worden gevonden in het Oorkondenboek van de Balye van Utrecht (uitg. jhr. mr. de Geer van Oudegein).

Als afkomstig van de heeren van Ewsum moeten, behalve tal van eigendomsbewijzen van goederen in allerlei deelen van de prov. Groningen en Drenthe, voorzeker ook worden beschouwd een aantal gedichten, zoowel in het latijn en fransch, als in het duitsch en nederlandsch, alle uit de 16de eeuw, sommige met muzieknoten. Ik vermeld daarvan o. a. tal van lijkzangen op leden der familie van Ewsum, waaronder Monodia in mortem generosi Onnonis ab Ewszum ab Anabaptistis in excidio Monasteriensi interempti"; een latijnsch gedicht op Groningen van 1536; een dito in hexameters op Karel van Gelre; een dito getiteld: De ortu et occasu solis"; een nederlandsch gedicht, aanvangende:

99

Terwanen was gewonnen also elck sach
In Wedemaent den XXIe dach;

een ander nederlandsch gedicht in elf coupletten van 6 regels,

"

"

beginnende: Eyn nye gedycht begynnen wy an"; een dito getiteld van heer Onne van Ewszum's Jerusalem's reyze"; een dito Een schone triumphante Godlycke victorie geschiedt voer de stadt van Lueven tegen Mertten van Rossem" enz. Verder tal van stukken over prebenden in onderscheidene kerken der Ommelanden, brieven van en aan Claes en Anna van Burmannia, van en aan Claes ten Buir van allerlei historische personen, processen der v. Ewsum's met Barthold Entens, Jasper van Marwijck, de heeren van Rechteren, enz., enz.

Het gedeelte archief der stad Groningen, hetwelk door deze vondst is aan het licht getreden, is van den meest verscheiden aard, doch kenmerkt zich door ééne hoofdeigenschap, het is in al zijne oudheid geheel nieuw.

Noch Groningen's beste geschiedschrijver Ubbo Emmius, de man, die in het begin der 17de eeuw toegang had tot de stadsarchieven en daarvan een ruim en nuttig gebruik heeft gemaakt, noch de schrijvers van den Tegenwoordigen staat v. Stad en Lande, de Sitter en Modderman, nu 100 jaar geleden, om van anderen niet te spreken, geen van allen heeft de stukken gekend, welke in bovengenoemde kist bijna drie eeuwen begraven zijn geweest. Immers de inhoud van vele dier stukken is van te groot belang, dan dat een geschiedschrijver deze onvermeld zoude kunnen laten. Toch kan men niet zeggen, dat de stukken onderling eenig ander verband bezitten, als dat zij behooren tot het archief der stad Groningen.

Men treft onder deze vondst geheel onbekende zaken aan, doch tevens stukken, welke kunnen strekken tot aanvulling of opheldering van reeds eeuwen lang bekende zaken. Vóór alles moeten zeker worden genoemd eenige origineele charters uit de 14de eeuw van verbonden door de stad Groningen met machtige heeren gesloten. Merkwaardig kan ook zijn de in het Spaansch en Fransch gevoerde correspondentie, gericht tot Fernando Lopez de Villanova, in 1574-79 als kommandant der bezetting te Groningen vertoevende; deze brieven en instructiën zijn aan hem gericht of uit Madrid, of zijn uitgegaan van de Requesens of van den gouverneur over de noordelijke gewesten Casper de Robles.

Gevonden werd bovendien eene belangrijke verzameling stukken over de zeerooverij in het midden der 16de eeuw en de onderhandelingen met de stad Flensburg, den koning van Denemarken en den hertog van Holstein daarover gevoerd, alsmede correspondentiën met de regeering van Amsterdam in 1432 over de vitaliebroeders. Verder eene zeer groote menigte stukken betreffende de schulden, geldleeningen en schuldvorderingen der stad Groningen in de 16de eeuw, waaruit o. a. blijkt, dat

in het begin der 16de eeuw Groningen bij allerlei kloosters, tot ver in Duitschland, gelden had uitstaan, terwijl in het laatste gedeelte dier eeuw de hulp der bekende bankiers Fugger moest worden ingeroepen.

Van onderscheidene kloosters in Groningen, als het Jakobijnerklooster en het Olde Convent, bevonden zich eene menigte charters in deze kist, evenzoo van de commanderijen der Johanniters te Warfum en te Wijtwerd. Verder stukken betreffende de Hanze, betreffende geschillen met Bremen, Hamburg, den bisschop van Hildesheim, de stad Haarlem, stukken betreffende de onderneming van Lodewijk van Nassau in 1568 in Groningerland, betreffende het verblijf van Alva in dat jaar te Groningen, nopens den Pekelborch in de 2de helft der 15de eeuw, brieven van de landvoogdes Maria van Hongarije aan George Schenck van Tautenburgh, een ontvangstboek van stedelijke belastingen met vermelding der huizen en hunne bewoners in het begin der 16de eeuw, rapporten van reizen door stadsafgevaardigden in de 15de eeuw, zoen brieven van tal van door de stad gevangen genomen personen uit de 15de eeuw enz., enz.

Nogmaals den inhoud der kist in zijn geheel beschouwende, blijkt het, dat daarin waren geborgen 23 origineele onbekende charters uit de 14de eeuw, 183 dito dito uit de 15de eeuw, 6 à 700 uit de 16de eeuw. Voeg daarbij duizenden brieven en losse diverse stukken, 16de eeuwsche staat- en rekeningboeken, een 16de eeuwsche zeekaart, eenige gedrukte boekjes uit die eeuw, en men zal moeten erkennen, dat het waarlijk de moeite loont zulk eene vondst te onderzoeken en daarvan een en ander mede te deelen.

Slechts door vermoedens geleid kan ik over de geschiedenis van deze kist het volgende mededeelen:

De kist is een oude kleerkist der van Ewsum's en heeft gediend tot berging van de papieren en charters van Johan en Hercules van Ewsum. Omstreeks 1580 (latere stukken der van Ewsum's en Burmannia's treft men niet in de kist aan) is deze kist, op nog niet met eenige zekerheid aan te geven wijze, naar het raadhuis verhuisd en door den een of ander met allerlei stukken uit het stadsarchief, zonder eenig systeem, vermoedelijk enkel tot opruiming en berging, aangevuld. Toen de kist omstreeks 1600 vol was, is zij in een vergeten hoek geplaatst, misschien wel door Emmius gezien, doch, als de kist met de papieren der heeren van Ewsum aangeduid, niet onderzocht. Zoo bleef de kist onaangeroerd staan, ± 1650 wierp een der stadsambtenaren daarin nog eens een paar stukken van weinig belang uit die dagen, in 1788 had zulks eveneens plaats, doch welke de verdere inhoud der kist was, daaraan stoorde zich

niemand. Bij de afbreking van het oude raadhuis in 't laatst der vorige eeuw, verhuisde ook de kist en in het nieuwe raadhuis werd haar een schuilhoekje aangewezen, waar eerst honderd jaren later het toeval mij de kist deed ontdekken. De duisternis der gesloten kist en de droge rustige standplaats op de zolderverdieping hebben inkt, zegels, perkament en papier voor het meerendeel prachtig bewaard doen blijven, doch wreedaardig zal de kist, de trouwe bewaakster, van het haar toevertrouwde moeten worden gescheiden.

Het door dr. Brugmans opgemaakt rapport bevat uit den aard der zaak slechts eene opsomming van het gevondene en is geen inventaris; allerlei pakketten zijn slechts met een kort woord aangeduid. Voor den archivaris verschaft de kist weder veel, zij het dan ook zeer aantrekkelijken arbeid. Nog berust de kist met haren inhoud op het raadhuis, weldra zal zij met haren inhoud naar het Rijksarchief-depôt worden overgebracht. Verschillende omstandigheden, waaronder niet het minst de overvloed van werkzaamheden, hebben de overbrenging tot dusverre in den weg gestaan.

Gelijk boven bij punt IV reeds met eenige woorden is vermeld, ontving het Rijksarchief in Groningen in Maart 1893 van de erven jhr. D. G. Hora Siccama van de Harkstede te Utrecht ten geschenke eene hoogst belangrijke collectie charters en handschriften, meerendeels afkomstig van de geslachten Rengers, Ripperda en Siccama. Door de Regeering werd aan de schenkers dank betuigd en tevens van deze merkwaardige schenking melding gemaakt in de Nederlandsche Staatscourant. De inhoud van de vijf kisten in Maart 1893 ten geschenke en van de zeven kisten in Augustus 1891 in bruikleen ontvangen is, gelijk boven vermeld, in onderzoek. De aanvulling der rechterlijke archieven uit die schenking en in bruikleengeving bestond in het navolgende:

Ten geschenke:

Gericht van Farmsum. Protocol der rechtdagen, gehouden te Farmsum 5 September 1691-5 October 1695, 10 October 1695-24 Maart 1757. 8 deelen.

Inventarissen 6 Mei 1720-20 October 1738.

Gericht van Siddebuiren. Protocol der rechtdagen, gehouden te Siddeburen 20 Juni 1710-22 Februari 1743. 1 deel. Inventarissen 30 September 1710-24 November 1736. Gericht van Hellum en Schildwolde. Protocol der rechtdagen 15 September 1686-28 April 1702, 26 Juni 1720-24 Juni 1740. 2 deelen.

« PreviousContinue »