Page images
PDF
EPUB

Dr. R. C. H Römer. Geschiedkundig overzicht van de kloosters en abdijen in de voormalige graafschappen van Holland en Zeeland. Leiden 1854. 2 dln. 8°.

Dr. W. P. C. Knuttel. De toestand der Nederlandsche katholieken ten tijde der republiek. 's Grav. 1892. 1 dl. 8°.

R. Fruin, J. T. Bodel Nijenhuis e. a. Repertorium der verhandelingen en bijdragen betreffende de geschiedenis des vaderlands. Leiden (1863) 1 dl. 8°. Met supplement. Leiden. 1872. 1 dl. 8°.

Mr. J. T. Bodel Nijenhuis. Bibliographie der plaatsbeschrijvingen in het Koningrijk der Nederlanden. Amst. 1862. 1 dl. 8". Met vervolg. Amst. 1868. 1 dl. 8°.

Het Nederlandsch Rijksarchief. Verzameling van onuitgegeven oorkonden etc., uitgegeven door dr. R. C. Bakhuizen van den Brink, enz. 's Grav. 1857. 1 dl. 8°.

R. C. Bakhuizen van den Brink. Overzicht van het Nederlandsche Rijksarchief. 1ste 's Grav. 1854. 8.

J. J. F. Noordziek. Archiefwezen 1826-1852. 's Grav. 1853. 1 dl. 8°.

J. L. Walther. Lexicon diplomaticum. Ulmae 1756. 1 dl. fol. Dom de Vaines. Dictionnaire raisonné de diplomatique. Paris 1774. 2 tomes 8°.

M. Prou. Manuel de Paleographie latine et francaise. Paris 1892. 1 t. 8".

M. Prou. Recueil de fac-similés d'écritures du XIIe au XVIIe siècle. Paris 1892. portef. 4.

L. Ph. C. van den Bergh. Beschrijving der vroegere Nederlandsche gemeentezegels in het Rijksarchief en ook elders bewaard. 's Grav. 1878. 1 dl. 8'.

W. J. Baron D'Ablaing van Giessenburg. Nederlandsche gemeentewapens. Arnh. 1887. 1 dl. fol.

J. G. Frederiks en F. Jos. van den Branden. Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde. 2de dr. Amst. 1 dl. 8'.

Verwijs en Verdam. Middel-Nederlandsch Woordenboek. Deel III, afl. 14-17. 4o.

Staatsalmanak voor het Koningrijk der Nederlanden 1893.

Verliezen:

De Algemeene Rijksarchivaris verzocht mij in opdracht van Uwe Excellentie eenige dubbelen van resolutie-boeken van de Staten-Generaal te willen overdragen, te weten aan het archief in Gelderland de jaren 1699, 1700 en 1705, aan dat in Friesland het jaar 1701, aan dat in Groningen het jaar 1693 en aan dat in Limburg het jaar 1698.

Op last van Uwe Excellentie verzond ik voorts aan het archief in Noordbrabant een plattegrondje van Breda en aan het Prentenkabinet te Amsterdam een gezicht op het dorp Twello.

Eenige stukken mij door den heer W. J. Bitter, te Twickel, ter hand gesteld om die, zoo zij niet in dit archief te huis behoorden, te plaatsen waar het mij goed dunkte, verzond ik deels naar den Algemeenen Rijksarchivaris, deels naar mijn ambtgenoot in Noordbrabant.

VII. Uitslag der pogingen om afschriften te verkrijgen van belangrijke onuitgegeven bescheiden voor het hoofdarchief in de provincie van gewicht en berustende in andere binnenof buitenlandsche archieven.

De Algemeene Rijksarchivaris had de goedheid mij een exposé van zijne hand toe te zenden van al hetgeen sedert 1802 tot aan de definitieve vereeniging met de domeinen ten aanzien van de bezittingen van het stift Ter Hunnep werd verhandeld. Hij voegde daarbij een aantal stukken ter inzage die mij belangrijk genoeg voorkwamen om daarvan copiën ten behoeve van dit archief te vervaardigen. Uit een en ander stuk blijkt voldingend, dat de voorstelling als of het Rijk ten onrechte over zekere voorwerpen, weleer aan dat stift behoorende, zou hebben beschikt, volkomen onjuist is.

VIII. Gebruik van het archief gemaakt door en inlichtingen verstrekt aan autoriteiten en particulieren.

Aan den heer Commissaris der Koningin in dit gewest werd inzage verleend van de ten vorigen jare door mij genomen afschriften van stukken rakende onder meer de geschillen over de Broeklanden in de gemeente Oldemarkt. Mijn ambtgenoot in Drenthe leende eenige charters uit de jaren 1254-1402, nader omschreven in het Tijdrekenkundig register. Ik verstrekte hem bovendien inlichtingen aangaande de reglementen van orde voor

de vergaderingen der verschillende besturen die elkander na 1795 in deze provincie opvolgden. Aan den heer mr. A. Telting te 's Hage werd ik door Uwe Excellentie gemachtigd den termijn hem toegestaan ter raadpleging van het Zwolsche keurboek te verlengen. Ik ontving dat handschrift in den loop van het jaar terug en vernam dat met de uitgave waarvoor het moest dienen reeds een aanvang is gemaakt. De heer Trosée te Utrecht ontving andermaal afschriften ten behoeve van zijne reeds in voorgaande verslagen besproken studiën. Den archivaris der gemeente Zwolle was ik, voor zooveel dit archief daartoe strekken kon, behulpzaam bij het onderzoek naar het al dan niet bestaan eerer verplichting tot uitbetaling der predikants-tractementen, voornamelijk in de drie groote steden van dit gewest.

Gedeputeerde Staten dezer provincie wenschten te weten of vóór de invoering der wet van 1806, houdende een algemeen rivier- of waterrecht, in deze provincie een algemeen rivierof waterrecht heeft gegolden. Nasporingen in die richting brachten mij tot de overtuiging dat, afgezien van eenige weinige bepalingen van meer algemeene strekking, juist uit het ontbreken van zulk een algemeen recht allerlei misstanden waren voortgevloeid.

De heer A. A. Vorsterman van Oijen ontving afschriften van leenakten en andere stukken betreffende het riddermatig goed Wilp met het huis de Oude Poll.

De heer Hoofdingenieur van den Waterstaat i. h. 3de en 4de district wenschte gegevens te ontvangen betreffende de verplichting tot onderhoud der beschoeing bij of aan de Poelen- of Poulenbrug (of hoe die anders moge genoemd zijn of worden) te Almelo. De hier aanwezige stukken stelden mij in staat hem dienaangaande de meest afdoende inlichtingen te verschaffen. Ik voegde daarbij een aantal afschriften ter toelichting van het aan Zijne Excellentie den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid deswegen door hem uit te brengen verslag.

De beer H. Bremmers te Gronau verzocht mij andermaal een onderzoek in te stellen in zake eene zekere sloptiende uit het erve Egbertink. Het was mij niet mogelijk dienaangaande tot een ander resultaat te komen dan het in mijn voorgaand verslag reeds medegedeelde.

Mr. J. W. J. baron de Vos van Steenwijk te 's Gravenhage verlangde te weten wanneer de polder „Achterveen", gemeente Kuinre, is ontstaan. Ik zag mij genoodzaakt hem te antwoorden dat eene polder van dien naam noch op eenige kaart wordt vermeld noch ter provinciale griffie bekend is. Uit de daarop gevolgde correspondentie bleek eerstens, dat die polder slechts plaatselijk alzoo wordt genoemd en ten tweede dat de heer de

Vos van Steenwijk nader in persoon deze zaak met mij wenscht te bespreken. In afwachting dat hij daaraan gevolg geve, heb ik de spaarzame gegevens aangaande de geschiedenis van dien polder bijeen gezocht.

Burgemeester en Wethouders van Hengelo begeerden de voorwaarden te kennen waarop de gemeente zekere gronden in het laatst der vorige eeuw in erfpacht uitgaf. Die zaak is nog in onderzoek waarbij het vooral de vraag geldt waar de gemeentearchieven van dien tijd kunnen zijn gebleven.

De heer B. P. Velthuijsen te Kampen raadpleegde eenige stukken betreffende de stad Hasselt. Door den heer mr. J. P'. A. baron Mulert te Zwolle werd een onderzoek ingesteld naar een waarrecht in de Rozengaarder marke.

Genealogische onderzoekingen werden ingesteld door of ten behoeve van de beeren P. N. van Doorninck te Bennebroek, mr. H. D. van Ketwich Verschuur te Leeuwarden en W. G. Oijen L. Azn te 's Gravenhage.

van

IX. Uitkomst van de bemoeiingen met gemeente-, waterschaps- en

andere archieven.

Aanleiding om zich met diergelijke archieven bezig te houden bestond in dit jaar niet. Met het opsporen van rechterlijke archieven scheen het niet geraden voort te gaan zoolang de ruimte om ze hier te bergen en te behandelen geheel ontbreekt. Slechts voldeed ik aan de opdracht van Uwe Excellentie om jaarlijks éénmaal de aan Zwolle en Kampen in leen gegeven rechterlijke archieven te inspecteeren. In beide gemeenten zijn de, voor zooveel zij nog aanwezig zijn, zeer goed geconserveerde rechterlijke archieven uitmuntend geplaatst; in Kampen zelfs voor het grootste gedeelte in het geheel brandvrije torenkamertje waarin de gemeente hare preciosa bergt.

Een gedeelte der losse stukken in Zwolle tegen een naar mijne meening niet geheel drogen muur geplaatst is door den heer archivaris in veiligheid gebracht. Van het Zwolsche zijn geinventariseerd al de registers, waarvan mr. Telting, de toenmalige archivaris, in 1886 of 1887 een uitgebreiden inventaris aan Uwe Excellentie moet hebben toegezonden. Eene doorloopende nummering der registers ontbreekt daaraan even wel. Misschien heeft genoemde archivaris die voorloopig nagelaten in afwachting dat ook de talrijke losse stukken zouden zijn geordend en geïnventariseerd. Van die losse stukken is ongeveer een derde gedeelte globaal geordend, doch niet zoodanig beschreven als mijns inziens mag gevorderd worden en met de losse rechterlijke stukken onder mijn beheer geschiedt. Eene

niet onaanzienlijke hoeveelheid losse stukken bleef geheel onbewerkt.

Te Kampen zijn op eenige weinige dossiers na al de losse stukken verloren gegaan. De registers zijn er beschreven en wel die van de Zwolsche rechtbank zijn gekomen stuk voor stuk met groote nauwkeurigheid, ook wat uiterlijken vorm en kenteekenen betreft, zelfs zou ik meenen in meerdere mate dan voor documenten uit de zeventiende eeuw en later kan gevorderd worden. De overige registers, te weten die het raadhuis nimmer hebben verlaten, zijn onder rubrieken gebracht en met de jaren waarover ze loopen aangegeven, zonder nadere aanduiding. Naar mijn gevoelen ware het ook voor dit archief gewenscht tot meerdere zamensmelting van het gelijksoortige te geraken en eene doorloopende nummering aan te brengen met opgave van het aantal deelen of portefeuilles waaruit elk nummer bestaat. De heeren archivarissen verklaarden zich desverlangd bereid de regeling in dien zin te voltooien.

Zwolle, April 1894.

De Rijksarchivaris in Overijssel,

L VAN HASSELT.

« PreviousContinue »