Page images
PDF
EPUB

383. Gerechtsbrief van Delff, waarbij Eelyaes Claysz. overdraagt aan Jan Jansz., priester, ten behoeve van een eeuwigen goddelijken dienst, door dezen in de Oude kere te Delff gesticht, eene plecht van 26 schellingen 8 penningen, gevestigd op een huis aan den Watersloot aldaar. 1416. 1 charter. U.

384. Notariëele akte, waarbij Theodoricus van Raphorst, zoon van Costinus Robbertus, overdraagt aan Wilhelmus, heer van Naeldwijck en Capelle, het patronaatrecht der kapellanie, gesticht op het altaar van St. Petrus Apostolus in de St. Ypolituskerk te Delff door Johannes Johanneszoon Palmaet. 1439. Met een transfix dd. 1439, waarbij Rodolphus, bisschop van Utrecht, deze overdracht bevestigt. 1 charter. U.

385. Notariëele akte, waarbij Willem, heer tot Naildwijck, en zijne vrouw Willem van Egmond een officium stichten in hun hof, en dit voorzien met een inkomen van 30 pond uit hunne goederen te Vlaerdingen, onder bepaling dat de met dit officium begiftigde hunne kinderen zal onderwijzen. 1444. 1 charter. U.

386. Willem van Bavaria, graaf van Hollandia, sticht eene kapellanie in de hofkapel te Haga ter eere van den Almachtigen God, de H. Maagd Maria en Maria Magdalena voor de ziel van Gerardus de Wateringhe, en begiftigt die met verschillende goederen. 1357. Met akte, waarbij de graaf het patronaatrecht over deze kapellanie schenkt aan Willem van der Wateringhen en zijne erfgenamen. 1357. 3 charters. U.

387. Leenbrief van de hofstad van der Weteringe, houdende de verklaring van eenige getuigen aangaande Ernst Muys, die zoon zou zijn van heer Albrecht van de Weteringe. 1423. 1 charter. B.

een

388. Stukken betreffende de stichting van twee kapellaniën in de kerk te Wermonde door Jacobus, cureit te Aelsmaer. 1342-1345. 4 charters. U, B.

389. Guillielmus graaf van Hollandia Hollandia, keurt goed de inlijving van het klooster Portaceli in de orde van het hospitaal van St. Johannes van Jerusalem, vertegenwoordigd door den bisschop van Suden, en bevestigt daarbij den hier ingelaschten brief van den Roomsch-koning Guillielmus (reeds vroeger door Florentius, graaf van Hollandia bevestigd) dd. 1249, waarbij de Roomsch-koning Willelmus aan het voornoemde klooster het duin tusschen Vronelantsweche en Clinghenweghe tot aan de zee schenkt, met vrijstelling van alle lasten over 200 gemeten land in Zelandia. (Notarieel afschrift.) 1318. 1 charter. B.

b. Heerlijkheden Abbenbroek en Velgersdijk.

390. Symon en Jan Speyaert erkennen ontvangen te hebben van hun neef Jan van Abbenbroeke 572 pond grooten, in mindering van hetgeen hij hun wegens het ambacht en ambachtsgevolg van Abbenbroeke schuldig was, en keuren goed, dat hij de resteerende 372 pond eerst zal betalen, nadat zij aan de jonkvrouw Van den Werve haar lijftocht voldaan zullen hebben of deze overleden zal zijn, mits hij tot zoolang aan de jonkvrouw jaarlijks 221/2 oude schilden uitkeert. 1387. 1 charter. B.

391. Charlote van Brederoede, vrouw van Montfoert, voogdes van haren zoon Joest van Montfoirt, machtigt haren hofmeester Lodewijck van Treslonge, om uit haren naam en dien van haren voor hunne Hollandsche leenen hulde te doen. 1522. 1 charter. Sb.

zoon

N.B. In dorso staat aangeteekend, dat Lodewijck van Beloys van Treslonge in 1522 voor de vrouwe van Montfoert met de heerlijkheid Abbenbrouck beleend is,

392. Johan, burggraaf van Montfoert, machtigt Cornelis van Merthen, om voor het leenhof van Hollant uit zijn naam te verheffen het huis met drie deelen van Abbenbrouck en de halve heerlijkheid Velgersdijck, hem aangekomen bij doode van zijne grootmoeder Charlote van Brederode, vrouw van Montfoert en Abbenbrouck, en zijn oom Henrick van Montfoert. 1556. 1 charter. (Gecancelleerd.) S.

393. Leenbrieven, waarbij Florens en Ferdinand, vrijheeren tot Merode, beleend worden met het huis tot Abbenbrouck, 3 van de heerlijkheid van Abbenbrouck en 1/2 van de heerlijkheid Velgersdijck. 1638, 1640. 2 charters. Sa.

c. Verschillende goederen.

N.B. Zie ook no. 322.

394. Johan, heer tot Montfoirt en Naildwijck, erkent, dat de koning van Castilien of zijne opvolgers als graven van Hollant de hooge heerlijkheden van Vlaerdinghen met Vlaerdinger-ambacht, de Wateringe, Capelle en Nyeuwerkerck, die hem opgedragen zijn bij brieven dd. 1505, voor 1600 pond kunnen terugkoopen. 1506. 1 charter. S.

395. Mandament van Philips, aartshertog van Oistrijck, graaf van Hollant, waarbij hij gelast Jan, heer van Montfort, te herstellen in het bezit der heerlijkheid van den Nyeuwenven, die in den oorlog van Philips en zijn vader den keizer met de

stad en het sticht van Utrecht in zijne handen is gekomen, gelijk zulks bij het verdrag van vrede, tusschen de oorlogvoerende partijen aangegaan, bedongen was. 1497. Met een transfix dd. 1497, houdende relaas van den deurwaarder, waaruit blijkt, dat de rekenkamer te Mechelen aan dit mandament zal gehoorzamen. Met nog een transfix dd. 1497, houdende relaas van den deurwaarder, waaruit blijkt, dat de rentmeester-generaal van Hollant en de schout van Nyeuweveen aan dit mandament zullen gehoorzamen. 1 charter. U.

396. Authentieke verklaring, waaruit blijkt, dat Johan van Montfort door het leenhof van ... in het bezit gesteld is van de heerlijkheid Menene, Haeltre en Herlichove. 1506. 1 charter. S.

397. Leenbrief van Walraven, heer van Brederode en Vyanen, waarbij Yolante van Lallaing, weduwe van Brederode, zijne moeder, erkent, dat wanneer Steven van Nyevelt haar eene som van 150 Rinsgulden terugbetaalt, deze de korentienden en de smalle tienden van 2 blokken op Zydervelt, waarmede vrouw Yolante thans beleend is, weder op zijn ouden leenbrief bezitten zal. 1485. 1 charter. Sh.

398. Gerechtsbrief van Lederdam, waarbij Nella, weduwe van Walraven van Ackoy, Steven van Nyevelt, als man van zijne huis. vrouw Heylwich, en Meyntha, dochter van Walraven, overdragen aan Johan, heer tot Montfoirdt, den eigendom van 6 morgen land, genaamd Nystadewijck, onder dit gerecht, onder bepaling, dat Nella dit goed haar leven lang bezitten zal tegen betaling van een ouden zwarten 's jaars. 1486. 1 charter. S.

399. Gerechtsbrief van Utrecht, waarbij de goedhuusberaders der kerk van St. Jacob aldaar op zekere voorwaarden aan Katerine, burggravin van Montforde, huisvrouw van Zweder van Montforde, in erfpacht geven eene hofstede in de Louwersteghe aldaar. 1328. 1 charter. B.

400. Gerechtsbrief van Ysenderen, waarbij Wouter van Ysenderen en Haze van Montforde, vrouw van Ysenderen en Holensteyn, overdragen aan Heynric den Rover van Montforde ten behoeve van Sweder, heer van Montforde, den eigendom eener weide aldaar. 1370. 1 charter. Sa.

401. Evert van W[ilp] erkent verkocht te hebben aan Johan, heer van Montfoirde, 1/2 hoeve land in het kerspel van Wilpe, en erkent de kooppenningen ontvangen te hebben. 1440. 1 charter. Sb.

402. Leen brief van Adolph, hertog van Gelre en Gulich, waarbij Maria van Homoit, huisvrouw van Sweder van Montfoirt, beleend wordt met de hofstad Seelbeeck met zijn toebehooren. 1469. 1 charter. S'.

403. Stukken betreffende eene jaarrente van 400 pond, gevestigd op den moutmolen en andere renten van den hertog van Brabant te Loeven, en afgelost aan Jan, burggraaf van Montforde. 1340–1431. 3 charters. S'.

APPENDICES.

A. Stukken uit het archief der Staten van Utrecht, als bezitters van het burggraafschap van Montfoort.

404. Resolutiën van de gecommitteerden uit de Staten van Utrecht in de zaak van den aankoop der heerlijkheid Montfoort. 1 Juli 1648-1 Februari 1649. 1 omslag. U.

405. Overeenkomst tusschen de Staten van Utrecht en Ferdinand Philips, vrijheer tot Merode, waarbij de laatste aan de eerstgenoemden voor f 225 000 het burggraafschap van Montfoort met alle daartoe behoorende rechten verkoopt. 1 charter. U.

406. Akte van willig decreet van het Hof van Utrecht, waarbij Ferdinand Philips, vrijheer tot Merode, markies van Westerloo, aan de Staten van Utrecht den eigendom van het burggraafschap Montfoort c. a. overdraagt. 1649. 1 charter. U.

407. Stukken betreffende de overdracht van het burggraafschap Montfoort c. a. door den vrijheer van Merode aan de Staten van Utrecht, en de betaling der koopsom. 1648 en 1649. 1 pak. U.

408. Uitspraak in revisie van eene sententie, door het Hof van Utrecht gewezen tusschen den curator haereditati fideicommissariae jacenti van wijlen Johan van Merode en Philippote van Moutfoort, echtelieden, en van Philips en Anna van Merode, echtelieden, ter eener, en Ferdinand Philips, vrijheer van Merode, markies van Westerlo, verkooper van het burggraafschap en de heerlijkheid Montfoort, en zijne rechtverkrijgenden ter anderer zijde. 1649. 1 charter. U.

409. Inventarissen en lijsten van papieren en charters betreffende het burggraafschap van Montfoort c. a. (c. 1652.) 1 omslag. U.

N.B.. Deze inventarissen en lijsten, geschreven door handen, die omstreeks 1650 dikwijls in het archief der Staten voorkomen, vermelden de stukken, die de Staten bij de overdracht van het burggraafschap verkregen hebben. De eerste lijst, opgemaakt in 1652, schijnt volledig te zijn: bij de zeer algemeene omschrijving der nummers, waaronder verscheidene charters tegelijk vermeld worden, blijkt althans het tegendeel niet. De tweede inventaris vermeldt alleen de charters en, zoo het schijnt, niet alle : er berusten althans van ouds in het archief der provincie charters, die in dezen inventaris ontbreken; omgekeerd zijn eenige der hierin vermelde charters thans verloren. De derde inventaris komt woordelijk met cen gedeelte van den tweeden overeen.

« PreviousContinue »