Page images
PDF
EPUB

346. Jan Eggairt belooft aan Gheryt van den Zij of zijne erfgenamen de brieven, die hij (Jan) onder zich heeft betreffende de heerlijkheid te Purmereynde, gegeven door den Roomsch koning Segemont en door hertog Willem van Hollant, zoo zij die noodig mochten hebben, voor den tijd van zes weken te zullen afstaan, mits zij hem alsdan die stukken teruggeven. 1429. 1 charter. B.

347. Jan bastaard van Beyeren doet ten behoeve van Gerijt van den Zijl, heer tot Purmereynde, afstand van alle aanspraken op de heerlijkheden van Purmereynde en Purmerlant en de visscherij ter Weer. 1431. 1 charter. B.

348. Jan bastaard van Beyeren gelast aan de onderzaten van Purmerlant Gerijt van Zijl, heer tot Purmereynde, aan wien hij Purmerlande en de visscherij ter Weer heeft overgedragen, als hunnen heer te ontvangen. 1431. 1 charter. B.

349. Stukken betreffende den verkoop der heerlijkheid van Purmereynde door Gerijt van Zijl aan Johan, heer van Montfoirde, en de voldoening van den koopprijs. 1440-1449. 6 charters. B, Sa, Sb.

350. Johan, heer tot Montfoirt en Purmereynde, erkent door Margueryte van Bourguen, aartshertogin van Oistenrijck, douairière van Savoyen, voldaan te zijn van een brief aangaande Purmereynde van 14000 Rijnsche guldens. 1521. 1 charter. (Gecancelleerd.) S.

d. Heerlijkheid Neck en visscherij ter Weer.

N.B. Zie ook nrs. 341, 347-349.

351. Willem, hertog in Beyeren, graaf van Hollant, erkent schuldig te zijn aan Jan Eggairt van Purmereynde eene jaarlijksche rente van 100 nobelen uit de visscherijen ter Weer, die zijn vader hertog Aelbrecht vroeger gegeven heeft aan Gheriit van Heemskerc, en door deze is overgedragen aan Floriis van Alemade, die deze rente weder aan Jan Eggairt heeft getransporteerd, en belooft hem tijdig te zullen waarschuwen, wanneer deze visscherij verpacht zal worden, opdat hij zelf of zijn gewaarde bode er bij kunne zijn. 1413. 1 charter. B.

352. Jacob, hertogin in Beyeren, gravin van Hollant, geeft aan Gheriit van den Ziil, heer tot Purmereynde, wegens de diensten, haar en haren vader bewezen, de visscherijen en

sluizen ter Weer in erfpacht, en beleent hem met de buurschap van Neck en Neckerban, op denzelfden voet, waarop hij de heerlijkheid Purmereynde te leen houdt. Met akte, waarbij Philips, hertog van Borgoengen, dezen brief bevestigt. 1428. 2 charters. B.

[ocr errors]

-bis. (Opgenomen in een vidimus van den deken van St. Marie te Utrecht dd. 1444.) 1 charter. B.

353. Gerijt van Zijl erkent aan Johan, heer van Montfoirde, verkocht te hebben de erfpacht van de sluis en de visscherij ter Weer en belooft hem daarin door den graaf van Holland te zullen doen vestigen. 1440. 1 charter. S".

354. Adriaen van Brakele scheldt zijnen broeder Willem van Brakele de achterstallige renten kwijt, die hij nog van dezen te vorderen had krachtens een rentebrief van 20 Rijnsche guldens 's jaars ten laste der visscherij van de Weeren te Purmereinde, welken rentebrief zelf hij (Adriaen) reeds vroeger zijn broeder had kwijtgescholden. 1472. 1 charter. B.

355. Notariëele akte, waarbij Johanna van Warmont, dochter van wijlen Jacop van Woude, erkent ontvangen te hebben van juffrouw van Wilensteyn de termijnen van de jaarrente van 4 pond 16 schellingen 8 penningen uit de visscherij ter Weer, die Willem van Brakel haar namens den heer van Montforde schuldig was. 1475. 1 charter. Sa.

e. Heerlijkheden Sparendam en Sparenland.

N.B. Zie ook no. 341. Of deze heerlijkheid, na in 1460 aan Willem van Brakel te zijn overgedragen, weder onder Montfoort teruggekomen is, is onzeker.

356. Jan Eggaert geeft over aan zijn neef Willem van Brakel de ambachtsheerlijkheid van Sparendam. 1438. 1 charter. B.

357. Jan Eggaert machtigt Jan van der Myde, rentmeester van Northollant, om voor het leenhof van den graaf de ambachtsheerlijkheid van Sparendam aan zijn neef Willem van Brakel over te dragen, daar hij uit vrees voor zijn leven zelf niet voor den graaf durft verschijnen. 1438. 1 charter. B.

358. Leenbrief van Phillips, hertog van Bourgoendiën, graaf van Hollant, waarbij Henrick, heer van Montfoirde, beleend wordt met de ambachtsheerlijkheden en dagelijksche gerechten van Sparendamme en Sparelant en de visscherij in de Horensloot, de Koerstale en de Poll, hem aangekomen van Willem van Brakel. 1448. 1 charter. (Gecancelleerd.) S.

359. Johan, graaf tot Nassau, verklaart, dat Ghijsbrecht en Zweeder van Montfoorde, als mombers van de kinderen van wijlen hun broeder Henric, burggraaf van Montfoirde, met raad en goedvinden van Margriete van Croy, burggravin-weduwe van Montfoorde, en van twee vertegenwoordigers van Anthonis, heer van Croy, ter aflossing van de sommen van 291 Overlennssche Rijnsguldens en 5 pond Hollandsch min 6 stuivers, van 98 Rijnsche guldens en van 600 Postulaatguldens, die Willem van Brakel allen van den overleden_burggraaf te vorderen had, aan voornoemden Willem voor 700 Rijnsche guldens, onder recht van wederinkoop gedurende 8 jaren, verkocht hebben de ambachtsheerlijkheid Sperendame met de visscherij van den Holensloet, den Coestal en den Pol, onder bepaling, dat Willem van Brakel van zijn verderen achterstal zal worden voldaan, dat hij zal optreden als medevoogd over de kinderen van wijlen den burggraaf, en dat hij tevens kastelein van het slot van Montfoorde zal blijven, waarvoor hij jaarlijks 200 Postulaatguldens ontvangen zal. 1459. Met transfix dd. 1460, waarbij Philips, hertog van Bourgoingnen, graaf van Hollant, deze bovenstaande akte goedkeurt onder voorbehoud, dat Willem van Brakel de ambachtsheerlijkheid van Sperendamme met de visscherijen van den Holensloot, den Koestal en den Pol van hem gelijk van ouds te leen vragen en houden zal. (Afschrift.) 1 stuk. U.

360. Leenbrief van Philips, hertog van Bourgoengiën, graaf van Hollant, waarbij Willem van Brakell beleend wordt met de ambachtsheerlijkheid en het dagelijksch gerecht van Sparendamme en Sparenlant, en van de visscherij van den Holensloot, Koestalle en Polle tusschen Sparendam en Aemstelredamme, hem aangekomen van Jan, heer van Montfoirde, onder bepaling dat laatstgenoemde bovengenoemde goederen gedurende 8 jaren voor 700 Rijnsche guldens zal mogen lossen. 1460. (Opgenomen in een vidimus van burgemeesters, schepenen en raden der stad Dordrecht dd. 1470.) 1 charter. B.

361. Phillips, hertog van Bourgondiën, graaf van Hollant, beveelt ten verzoeke van Willem van Brakel, ambachtsheer van Sparendamme, aan Florijs Thomasz. van Hogendorp zijne handen af te trekken van zekere huizen onder de heerlijkheid van Sparendamme, die Florijs tot zijn ambacht van Sparwoude wil trekken. 1462. Met een aangehechten brief dd. 1462, waarbij de deurwaarder Herman van der Doorschijn verklaart dit bevel ter kennis van Florijs van Hogendorp gebracht en op zijn verzet hem voor den raad gedagvaard te hebben. Met aanteekening van den deurwaarder, waaruit blijkt, dat Floris van Hogendorp voor den raad gecompareerd is. 1 stuk. U.

362. Johan van der Duyn erkent van Frederick van den Zevender, namens den heer van Montfoerde, ontvangen te hebben de volgende akten: eene van Margriete van Bourgoengen betreffende de ambachtsheerlijkheid Sparendamme en Spaernlant dd. 1415, twee vidimussen betreffende de visscherijen van den Horensloyt, Koestal en Pol van de stad Dordrecht dd. 1470 en van den abt van St. Pouwels te Utrecht dd. 1419, een mandament van het Hof van Holland, met aangehechte relatie aan den baljuw en mannen van Kennemerlant, betreffende den derden penning der breuken dd. 1485, van de verhuring der visscherij van den Horensloit, Koestal en Poll dd 1480, een vonnis van de mannen van Kennemerlant dd. 1185 en eene rekening be- · treffende deze visscherij, en belooft al deze stukken op aanmaning te zullen teruggeven. 1494. 1 stuk. Sa.

N.B. Van deze brieven zijn thans aanwezig het vidimus van den abt van St. Paulus dd. 1419 (n°. 363 bis), het mandament van 1485 (no. 108) en het vonnis dd. 1485 (no. 108).

f. Visscherij in den Horensloot, Koestal en Pol.

N.B. Zie ook n°. 341, 358-360 en 362.

363. Willaem van Beyeren, graaf van Oistrevant, erkent verkocht te hebben aan Willem Eggairt, zijnen rentmeester van Oistvrieslant, de visscherij in den Horensloit, onder voorwaarde dat deze dit goed van hem en zijne nakomelingen te leen neemt. 1399. 1 charter. U.

-bis. (Opgenomen in een vidimus van den abt van St. Pouwels te Utrecht dd. 1419.) 1 charter. B.

364. Margriete van Cleve, hertogin van Beyeren, gravin van Hollant, erkent voldaan te zijn door Willem Eggert, Jan die Lange, Pieter Byensoen, Dire Melijs en Willem Vrankensoen van eene som van 300 Hollandsche schilden, die zij haar schuldig waren wegens den lijftocht, dien zij had aan goederen, door hen van haren broeder van Oistervant gekocht. 1403. 1 charter. B.

365. Leenbrieven, waarbij Reynout en Willem van Brakel beleend worden met de visscherij in den Horensloit, de Koestale en de Poll bij Sparendam. 1418, 1434. 3 charters. B.

g. Andere goederen in den omtrek van Purmerende. 366. Gerechtsbrief van Scellingwoude, waarbij Meynt Jacobszoen overdraagt aan Willem Eggairt, heer tot Purmerenden, den eigendom van twee deelen van 6 maden land en de helft van 4 maden land, beiden in de Voelwije. 1414. 1 charter. B.

359. Johan, graaf tot Nassau, ver Zweeder van Montfoorde, als mom wijlen hun broeder Henric, burggraa! en goedvinden van Margriete van Cro Montfoorde, en van twee vertegenwo van Croy, ter aflossing van de somm Rijnsguldens en 5 pond Hollandsch Rijnsche guldens en van 600 Postula Brakel allen van den overleden burg voornoemden Willem voor 700 Rijnse wederinkoop gedurende 8 jaren, verk heerlijkheid Sperendame met de visse den Coestal en den Pol, onder bepal van zijn verderen achterstal zal w optreden als medevoogd over de kin graaf, en dat hij tevens kastelein v zal blijven, waarvoor hij jaarlijks 200 zal. 1459. Met transfix dd. 1460, Bourgoingnen, graaf van Hollant goedkeurt onder voorbehoud, dat W heerlijkheid van Sperendamme m Holensloot, den Koestal en den 1 te leen vragen en houden zal. (Af

360. Leenbrief van Philips, he van Hollant, waarbij Willem van ambachtsheerlijkheid en het dageli en Sparenlant, en van de vissch. stalle en Polle tusschen Sparen aangekomen van Jan, heer v: dat laatstgenoemde bovengenoe voor 700 Rijnsche guldens zal in een vidimus van burgemees Dordrecht dd. 1470.) 1 charte ·

361. Phillips, hertog van beveelt ten verzoeke van W Sparendamme, aan Florijs af te trekken van zekere hi damme, die Florijs tot zi

aangehee
van d

1462. Met

waarder

kennis v

ijs van

[blocks in formation]
[ocr errors][merged small]
« PreviousContinue »