Page images
PDF
EPUB

vermeldt. Eene duidelijke aanwijzing levert echter de omstandigheid, dat eene hand, die omstreeks 1650 ook elders in het archief der Staten voorkomt, op nagenoeg alle charters dezer verzameling eene omschrijving van den inhoud heeft aangeteekend. Eene tweede verzameling registers en charters, afkomstig uit het depôt te Montfoort, werd omstreeks den tijd, toen het burggraafschap aan de Staten overging, door den bekenden dr. C. Booth bijeengebracht. Hoe deze stukken in zijn bezit gekomen zijn blijkt met zekerheid niet; het feit echter, dat eene genealogie der heeren van Montfoort van de hand van mr. A. Van Buchell samengesteld is voornamelijk met gebruikmaking der charters, die later deel uitmakten der collectie Booth, terwijl het bekend is, dat de papieren van Van Buchell na diens dood (1641) het eigendom van Booth geworden zijn, doet vermoeden, dat reeds Van Buchell deze verzameling Montfoortsche charters bezeten heeft. Zij zouden dan reeds vóór de overdracht van het burggraafschap uit het depôt te Montfoort verdwenen zijn. Het is echter ook mogelijk, dat Van Buchell toegang tot het depôt gehad heeft, en dat deze stukken eerst door Booth van de hoofdverzameling afgescheiden zijn. De door Booth bijeengebrachte verzameling bleef tot 1840 onder zijne erfgenamen berusten; toen werd de verzameling ten deele door de provincie, ten deele door partikulieren aangekocht. Uit het bezit dezer laatsten zijn door schenking later nog enkele registers aan het rijk overgegaan. Ook de charters der collectie Booth zijn met de provinciale charters vermengd, zoodat de oorsprong der stukken niet altijd met zekerheid aangewezen kan worden; de meeste van Booth afkomstige charters zijn echter met aanteekeningen van zijne hand of lettermerken voorzien, waaruit voldoende blijkt, dat zij niet van ouds in het archief der Staten hebben berust.

Van eene derde verzameling bestaat een inventaris van 1741, op het Algemeen rijksarchief bewaard, waaruit blijkt dat zij destijds onder de familie Van Sypesteyn berustte. Van Mieris raadpleegde deze verzameling bij het samenstellen van zijn charterboek (zie het Voorbericht). Hoe de familie Van Sypesteyn eigenares der collectie, die alleen charters bevatte, geworden is, is niet bekend (1). In 1822 is deze verzameling gedeeltelijk op eene

(1) Van den Montfoortschen predikant Hendrik Van Sypesteyn (c. 1680) schijnen deze charters niet afkomstig te zijn; hij behoorde althans tot een anderen tak der familie. Tot 1588 was zekere Johan van Sypesteyn possesseur van eene vicarie in de kerk van Montfoort (no. 91); maar ook hij kan deze stukken, waaronder er van jongeren datum zijn, niet bezeten hebben. Ook de onderstelling, dat de familie Van Sypesteyn, die aan de De Witten vermaagschapt was de moeder van Johan De Witt en de overgrootmoeder

[ocr errors]

auctie in Engeland, gedeeltelijk en bloc aan koning Willem I verkocht (1). Op den bovenvermelden inventaris is bij elk charter eene aanteekening gesteld, waaruit blijkt, welke charters naar Engeland gezonden zijn, en welke daarna nog aanwezig waren. Bij verscheidene charters is aangeteekend: „mankeert"; enkele andere waren door schenking in handen van partikuliere personen overgegaan. De door den Koning verworven charters werden door hem aan het rijks-archief geschonken en in het Haagsche depôt bewaard, totdat zij bij Ministerieele beschikking van 4 Augustus 1893 (K. en W. nr. 993) naar het depôt in Utrecht werden overgeplaatst. Van de in Engeland verkochte charters werd een gedeelte met de collectie Phillipps

verworven.

Al de bovenvermelde verzamelingen hebben ongetwijfeld deel uitgemaakt van het archief der heeren van Montfoort; de meeste charters van elke verzameling zijn voorzien van het oude archiefmerk, en in den inventaris van 1587 worden vermeld zoowel charters, die sinds 1649 in het archief der Staten van Utrecht berustten, als andere, die met de collectie Booth, met de collectie Van Sypesteyn of met de collectie Phillipps verworven zijn. Een redelijke grond voor de verdeeling is niet te vinden: gelijk bij

van den Haarlemschen burgemeester Van Sypesteyn, die in 1741 leefde en de collectie Montfoortsche charters bezat, waren zusters - deze stukken van den raadpensionaris, die in 1661 van de vroegere burggraven de heerlijkheden Hekendorp, Snelrewaard, Lange-Linschoten en IJselvere verworven had, of zijne familie verkregen heeft, schijnt ongegrond, daar de leenbrieven van Floris en Ferdinand Philips van Merode betreffende Snelrewaard en Abbenbroek alleen van den oudsten tak der familie afkomstig kunnen zijn. — Aanteekening verdient nog het feit, dat in den inventaris van 1741 een charter voorkomt dd. 1391 April 6, dat daar ter plaatse met potlood is doorgehaald met bijvoeging der kantteekening mankeert", en een ander dd. 1511, Februari 14, waarbij in de marge met inkt aangeteekend is „mankeert", welke beide charters in de collectie Booth gevonden worden (nrs. 342 en 43). Doch dit zullen gewis duplicaten zijn, evenals een ander charter van 1481 December 10 (nr. 37), dat in den inventaris der collectie Van Sypesteyn voorkomt met de marginale aanteekening is er", en dat toch sinds 1649 in het archief der Staten berust. Immers de door dr. C. Booth (+ 1678) gevormde collectie moet vóór 1741 zijn bijeengebracht.

[ocr errors]

(1) Over de Montfoorsche charters uit de collectie Van Sypesteyn vergelijke men jhr. mr. J. C. De Jonge. Verslag omtrent de verzameling van handschriften, toebehoord hebbende aan jhr. C. A. Van Sypesteyn, p. 6--10. Opmerking verdient het, dat de aldaar p. 11 vermelde „charters betrekkelijk de Nederlandsche Algemeene Geschiedenis" ook uit het archief der heeren van Montfoort afkomstig blijken te zijn. Drie dezer charters dd. 1417, 1433 en 1434 berusten thans in het Rijksarchief-depôt te 's Gravenhage, het vierde komt in dezen inventaris voor onder no. 38.

inzage van dezen inventaris blijken zal, zijn alle verzamelingen in elke afdeeling daarvan vertegenwoordigd (1).

Ter opheldering is hier bijgevoegd een stamboom der heeren van Montfoort en van Purmerende, die uitsluitend aan de in de charters zelven voorkomende gegevens is ontleend. Voor de berekening der data meen ik te mogen verwijzen naar mijn opstel in de Bijdragen voor vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde (3de reeks, VIII blz. 139).

Aan dezen inventaris zijn nog twee appendices (2) toegevoegd: de eene bevat de stukken uit het archief der Staten van Utrecht als bezitters van het burggraafschap, de tweede bevat het archief van den rentmeester der Memoriegoederen van Montfoort, dat in 1887 ten gevolge van een schrijven van den Minister van Financiën dd. 17 Augustus 1887 (afd. Domeinen n°. 9) door den rentmeester aan den Rijksarchivaris in de provincie Utrecht werd overgedragen. Enkele op deze wijze verkregene stukken bleken echter tot andere afdeelingen van het archief te behooren en werden daarheen overgebracht. Wat de Memoriegoederen zelven betreft vergelijke men de noot aan het hoofd van Appendix B.

(1) Daar het van belang kan zijn, de herkomst der stukken, die in dezen inventaris zijn bijeengebracht, te doen kennen, is deze bij elk nummer aangewezen.

U. duidt aan, dat het stuk in 1649 in het archief der Staten is gedeponeerd. B. duidt aan, dat het stuk met de collectie Booth is aangekocht. Sa. duidt aan, dat het stuk door Koning Willem I uit de collectie Van Sypesteyn aangekocht en aan het Rijksarchief geschonken is.

Sb. duidt aan, dat het stuk, afkomstig uit de collectie Van Sypesteyn, met de collectie Phillipps is aangekocht.

M. duidt aan, dat het stuk overgenomen is van den rentmeester der Memoriegoederen.

(2) De in de beide appendices vermelde stukken zijn niet naar het archief der heeren van Montfoort overgebracht, maar blijven berusten in het archief der Staten, waartoe zij uit hun aard behooren.

[merged small][merged small][ocr errors][merged small]
« PreviousContinue »