Page images
PDF
EPUB

de vroegere inrichting van het admiraliteitsbestuur uit het oog verloren, maar men had ook tal van bescheiden opgenomen, die, hoewel aan marinezaken verwant, niet tot de marinearchieven behoorden. Van dien aard zijn vele stukken afkomstig uit het archief van de Staten-Generaal of uit de loketkas van Holland, maar vooral tal van bescheiden uit particuliere collecties, zooals van Bisdom en van der Heim. Wil men tot een ordelijken toestand geraken, dan behooren bedoelde documenten weder te worden afgezonderd en moet al hetgeen er dan overblijft met de verschillende admiraliteitscolleges en andere administraties der marine in verband gebracht worden. Bij die gelegenheid zal men ook moeten trachten bij de inarine-archieven de talrijke stukken in te voegen, die tijdens den brand door particulieren gered en in hun bezit gebleven maar later voor het Rijksarchief door koop en schenking verkregen zijn. De regeling onzer marine-archieven is dus eene zaak, die dringend noodig is en tevens bijzondere voorzorgen vereischt. Een nauwkeurig onderzoek van hetgeen aanwezig is dient daaraan vooraf te gaan. Met eene voorbereiding van dien arbeid heeft de heer Hingman zich bezig gehouden. Terwijl de boekdeelen en portefeuilles in de tegenwoordige volgorde blijven staan, worden zij stuk voor stuk genommerd en op losse blaadjes omschreven met eene korte aanduiding van den toestand, waarin zij zich thans bevinden. Tevens wordt de herkomst van ieder nommer bepaald, voor zoover die op het oogenblik is na te gaan, waarbij de vóór den brand opgemaakte inventaris der marine-archieven en andere opgaven en lijsten goede diensten bewijzen. Zoo zal het mogelijk zijn een overzicht te bekomen, dat den grondslag voor eene schifting en nieuwe ordening zal kunnen leggen. Die voorbereidende arbeid is voor de doorloopende serieën van registers en stukken nagenoeg ten einde gebracht en dus reeds belangrijk gevorderd.

Behalve dit werk nam de heer Hingman ook de samenstelling van het grootste gedeelte van de aanwinstenlijst op zich. De collecties van eenigen omvang moesten hierbij na een opzettelijk onderzoek worden geordend, hetgeen het geval was met de papieren van Krayenhoff en Daendels. Het meest bleek dit noodig te zijn bij de documenten, die ons door het gezantschap te Constantinopel werden overgezonden, daar die in de grootste verwarring aankwamen en zich daar ouder een groot aantal registers, brieven en bescheiden bevonden, die afkomstig waren van in de Levant gevestigde handelshuizen en tengevolge van faillissementen of om andere redenen bij de legatie gedeponeerd waren geworden.

In het vorige jaarverslag kon worden medegedeeld, dat de

voorloopige inventariseering van de archieven op de Oost-Indische koloniën betrekking hebbende door mr. Heeres was ten einde. gebracht, voor zoover die verzameling aan zijne zorg was toevertrouwd geworden. Thans echter had hij een arbeid te ondernemen, die voor eene afdoende regeling zeer bevordelijk is. Uit de collectie werden een aantal nommers verwijderd, die tot andere archieven van ons depôt bleken te behooren, zooals tot die van de Staten-Generaal, de Staten van Holland, de Admiraliteiten enz Deze schifting combineerde hij met eene andere, die evenmin van belang was ontbloot. Door den heer Leupe namelijk waren indertijd verzamelingen aangelegd van documenten betreffende gelijksoortige onderwerpen. Daartoe was gebruik gemaakt van stukken, die hij b. v. gescheurd had uit ingebonden kohieren van de koloniale archieven, en deze stukken waren natuurlijk door mr. Heeres voorloopig als afzonderlijke nommers beschouwd en beschreven. Zij werden nu weder op hunne plaats gebracht. Na deze dubbele bewerking verminderde de inventaris, die 15685 op 4955 losse bladen beschreven nommers telde, met 465, die thans waren vervallen. Natuurlijk moesten bij dit onderzoek de losse bladen van den inventaris alle weder den heer Heeres door de handen gaan. Van deze gelegenheid maakte hij gebruik om zoo nauwkeurig als hij dit naar de uit- en inwendige kenmerken kon doen, de herkomst der verschillende stukken te constateeren. Wel is waar had hij dit reeds bij de inventariseering trachten te doen, maar, nu deze was afgeloopen, was zijne kennis in dat opzicht door de opgedane ondervinding vermeerderd. Menig stuk, achter welks oorsprong hij vroeger een vraagteeken had moeten zetten, kon nu met stellige zekerheid worden terecht gebracht. Natuurlijk kwam de vraag van herkomst het meest voor bij die stukken, welke na de inlijving van de oud koloniale archieven door het Rijksarchief waren verkregen. Dit tijdroovend onderzoek zette hij verder voort door nu ook de briefwisseling mijner ambtsvoorgangers, auctie catalogi en dergelijke bronnen te raadplegen in de hoop van op die wijze gegevens te verkrijgen, die over de herkomst der stukken licht zouden kunnen verspreiden. Die nasporingen zijn nog niet geheel ten einde gebracht, doch in het geheel mocht hij reeds nu, behalve van de hierboven genoemde 465, de herkomst van ruim 800 nommers bepalen.

Als na aan zijn werkkring verwant kwam de inventariseering van de door jhr. Janssen geschonken kaartenverzameling, waarvan een lijst onder onze aanwinsten is opgenomen, door nir. Heeres tot stand.

De heer Telting hield zich weder voornamelijk met de buitenlandsche kaarten bezig, die in den gedrukten inventaris van

1867 vermeld zijn. Het onderzoek en de nadere beschrijving van die van de kust van Guinea en de Amerikaansche koloniën behalve Suriname) werden ten einde gebracht. De andere kaarten op Afrika en Amerika doch niet op onze koloniën aldaar betrekking hebbende, evenals die betreffende Australië, werden bijna alle opnieuw op losse blaadjes beschreven. Vervolgens werden de kaarten onzer Aziatische koloniën onder handen genomen.

Zijn onderzoek beperkte zich echter niet tot de verzameling welke in den gedrukten inventaris van 1867 beschreven is. Ook de na dat jaar voor het archief aangeworven buitenlandsche kaarten werden nagegaan, welk werk nu reeds belangrijk gevorderd is. Tevens werd zorg gedragen dat bedoelde kaarten evenals die, welke in den inventaris voorkomen, voor zoover zij in minder goeden staat bleken te zijn, zoo goed mogelijk hersteld werden.

Bij de vroeger geordende West-Indische archieven werden nog verschillende registers en losse stukken ingevoegd, die onder de bescheiden van de Oost-Indische Compagnie waren geraakt. De inventariseering van de in 1872 van de kust van Guinea overgekomen archieven, waarmede in den zomer een begin werd gemaakt, moest wegens de ongesteldheid van den ambtenaar, die den heer Telting hierbij behulpzaam was, tijdelijk worden gestaakt. Zoodra mogelijk zal die arbeid echter worden voortgezet.

III. Toestand der archiefverzamelingen.

Met het inbinden van boeken van de bibliotheek werd, voor zoover onze financieele krachten dit toelieten, Voortgegaan.

De concierge-boekbinder herbond en herstelde eenige registers en atlassen. Ook repareerde hij een aantal West-Indische kaarten. Zijne hulp bleek ook noodig te zijn bij de regeling der OostIndische archieven, daar de stukken uit Indië van 1650 en eenige jaren vroeger en later in een desolaten toestand verkeeren. Om ze voor verder bederf te behoeden heeft hij de beschadigde stukken tusschen stevig papier gelegd. Zoo echter kon niet overal te werk worden gegaan, vooral daar niet, waar alle bladen zijn geschonden, daar dan de portefeuilles, wier inhoud door die ingevoegde papieren vergroot wordt, twee of driemaal in omvang toenemen. Het eenige doeltreffende middel om in den toestand te voorzien schijnt het copieeren van de beschadigde stukken te zijn. Ook bij andere afdeelingen van het Rijksarchief was de concierge werkzaam. In het geheel leverde hij af: 639 portefeuilles.

165 cartonnen ruggen voor portefeuilles. 1065 charterzakjes van verschillende grootte.

IV. Aanwinsten en verliezen.

Ook in het afgeloopen jaar heeft het Rijksarchief belangrijke aanwinsten gedaan.

Het legatie-archief van Constantinopel was in 1857 naar het Rijksarchief overgebracht maar liep slechts tot het jaar 1803. Thans werd het vervolg verkregen, dat zich uitstrekt tot aan de opheffing der legatie tijdens de inlijving bij Frankrijk in 1810. Hierbij bevonden zich ook verschillende registers en stukken, tot het vroegere tijdperk behoorende, zoodat het belangrijke archief nu een goed geheel geworden is.

Van bijzondere waarde zijn ook de leenregisters van de heerlijkheid Cuyk, die het nagenoeg volledige archief der Cuyksche leenkamer van het midden der XVe tot het begin dezer eeuw vormen. Deze verzameling werd geacht verloren te zijn gegaan maar was onder den laatsten leengriffier en diens erfgenamen blijven berusten. Met eenige andere bescheiden werd zij door mr. D. Ragay, wethouder en rentmeester van het kroondomein te Utrecht aan het Rijk afgestaan voor de rijksarchieven, waar zij zou blijken op hare plaats te zijn. Daar de heerlijkheid Cuyk aan het Huis van Oranje-Nassau behoorde, kunnen hiermede de archieven van de Nassausche domeinen, die vroeger beheerd werden door de raden en rekenmeesters dier domeinen, worden aangevuld.

Een gedeelte van de nagelaten papieren van generaal C. R. Th. Krayenhoff werd ons door den luitenant-kolonel A. R. Krayenhoff van de Leur geschonken. Met goedvinden van dezen werden de zich hierbij bevindende documenten van na 1813 aan het Departement van Oorlog overgedragen, in welks archief al zijne overige papieren, ook die van vroegeren tijd, berusten. Hoewel geen volledig geheel uitmakende, is de verzameling van historische waarde, als afkomstig van een man, die een belangrijke politieke en militaire rol op het staatstooneel heeft gespeeld en door velerlei bekwaamheden heeft uitgemunt. Onder meer dat de aandacht verdient treft men hier aan eene geheime briefwisseling, tijdens de afwezigheid van koning Lodewijk Napoleon van December 1809 tot April 1810 gevoerd. De kabinetsorders van dien vorst tijdens den inval der Engelschen in Walcheren van Juni 1809-Februari 1810 ontbraken tot nog toe in het Rijksarchief.

Bij deze collectie voegde zich die van een zijner meest vermaarde tijdgenooten, die van generaal Herman Willem Daendels, welke door den heer C. J. Daendels te Apeldoorn in bruikleen werd afgestaan. Hoewel zij slechts het overblijfsel is van eene vroeger veel grootere verzameling treft men daarin stukken aan

nit al de verschillende tijdperken van zijn zoo veel bewogen leven. Ofschoon reeds meermalen geraadpleegd, bieden zij nog onbekende historische gegevens aan. Dit geldt vooral van de briefwisseling, door hem gevoerd als luitenant-generaal van het Bataafsche leger gedurende 1795-1799 en met de bevelhebbers en officieren van het corps Fransche troepen in dienst van de Bataafsche republiek tijdens den inval der Engelschen en Russen in 1799. Over zijne regeeringsdaden in Indië verspreiden de brieven, die hij als gouverneur-generaal aldaar schreef en ontving ook eenig licht. Talrijke documenten hebben betrekking op de verdediging en overgave van de vesting Modlin in Polen, waarin hij van Mei tot November 1813 als divisie-generaal van het Fransche leger het bevel voerde.

Een tweehonderdtal kaarten en plattegronden, betrekking hebbende op Nederland en de Overzeesche bezittingen aan de Kaap de Goede Hoop en in den Maleischen Archipel en van generaal jhr. J. W. Janssens afkomstig, werden ons door zijn zoon jhr. mr. H. G. D. L. Janssens, oud wethouder te 's Gravenhage afgestaan. De waarde dezer verzameling valt in het oog, wanneer men inziet, dat zij gediend heeft voor een hooggeplaatst regeeringspersoon, waaruit af te leiden is, dat zij met kennis van zaken bijeengebracht moet zijn. Van de binnenlandsche kaarten moeten inzonderheid vermeld worden die van de fortificatiën in Westerwolde en van de Grebbelinie. De op de koloniën betrekking hebbende dagteekenen meerendeels van den tijd, waarin Janssens gouverneur van de Kaap de Goede Hoop en later gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indië was.

Een goed samenhangende verzameling vormen ook een aantal charters, op een auctie te Rotterdam uit de nalatenschap van den heer Hendrik Veder aangekocht. Deze helderen de geschiedenis van de bedijking van den polder van Sommelsdijk op. De uitgifte had plaats in 1464 door Adriaan van Borsselen. De brief hierop betrekkelijk ontbreekt, als niet van de graaflijkheid uitgegaan. in onze registers en heeft daardoor eene dubbele waarde. Tegelijk met deze stukken werd een drietal charters verkregen, die blijkens den daarvan bestaanden inventaris tot de afdeeling Dongen en Oosterhout van het archief der Nassausche domeinen hebben behoord.

In lange jaren had er in ons land niet eene zoo gewichtige auctie van historische documenten plaats gehad als door de firma Brill te Leiden van de autographen, door Johannes van Vollenhoven nagelaten, gehouden werd. Die verzameling bestond deels uit de briefwisseling, door hem als dichter en letterkundige en als hofprediker van Prins Willem III gevoerd, deels uit brieven en andere stukken, die hij als autographen van merk

« PreviousContinue »