Page images
PDF
EPUB

ging, dadelijk van hen over te nemen. Hieraan werd weldra voldaan.

[ocr errors]

Intusschen had ik, zoo spoedig mogelijk na de zoo even besproken verplaatsingen immers zoodra het proces-verbaal der overbrenging van de archieven van 1814-14 juli 1850, waarom ik na den dood van den Commissaris der Koningin jhr. mr. P. J. Bosch van Drakestein opnieuw en aanhoudend was gaan aandringen, eindelijk was opgemaakt, Uwer Excellentie voorgesteld thans over te gaan tot de overneming der provinciale archieven van 1850-1880. Dit was overeenkomstig het vroeger verzoek van Gedeputeerde Staten en de voorloopige inwilliging daarvan door Uw Excellentie.

Toen de machtiging kwam werd spoedig een begin ook met deze verplaatsing gemaakt, en wel door de overbrenging der archieven van de Commissarissen des Konings van 15 juli 18501879. Ik zeg tot 1879, want Gedeputeerde Staten legden de aanduiding in Uwer Excellentie's schrijven 1850-1880" uit in den zin van 1880 exclusief". Natuurlijk komt dit mede voort uit eenvoudige onbekendheid met de vaste beteekenis in ons archiefwezen en archiefbeheer van dergelijke aanduiding in den zin van tot en met". Maar aan den anderen kant toonden toch de Gedeputeerde Staten en de Commissaris der Koningin hiermede dat zij één jaar meer van hun archief voorloopig nog wenschten te behouden; en mij scheen daartegen weinig bezwaar te bestaan. Erger zou het zijn indien het Gedeputeerden-archief niet verder dan 1869 zou worden overgegeven, gelijk zij mij schrijven op den 7den aug. 1894 sub G n°. 114 aan Uw Excellentie te hebben bericht. Dan zou het provinciaal archief van 1870-1879 over twee depôts verdeeld zijn, natuurlijk een zeer verkeerde toestand. Maar zij schrijven mij tegelijk een nader voorstel omtrent die bescheiden van 1870-1879 te wenschen, als ik na de overneming van het voorafgaande nog ruimte zal blijken over te hebben. Hieraan nu is geen twijfel.

Binnen zeer kort zal dit kunnen blijken. Onlangs toch is de uitzoeking van den griffierommel van 1891 zoover voltooid geworden, dat een ineenschuiving van het grootste gedeelte daarvan kon plaats vinden en het griffie-uitschot van 1894 daarachter op dezelfde benedengalerij van het zijdepôt bijgeplaatst kon worden. Eveneens zijn de registers en de oudste bundels met stukken van de Commissarissen des Konings onlangs door herstelling en voorziening met nieuwe ruggen en opschriften in zulk een toestand gebracht, dat zij in de bovenkasten der leeskamer konden geplaatst worden. Door een en ander is voor verdere overneming thans weder gelegenheid ontstaan en zal daartoe bij gunstige weersgesteldheid spoedig worden overgegaan.

De uitzoeking van den griffierommel van 1891, zoo juist aangeroerd, gaf tot allerlei verrassende vondsten aanleiding. Telkens bleek opnieuw hoe goed het geweest is dat de opruiming in 1892 is belet geworden (1). Natuurlijk werden allereerst de bescheiden er bij gevonden, die er volgens den in 1891 ingeleverden staat bij moesten zijn. Dus bestond de verzameling, na de uitschifting in hoofdzaak van het oudere dan 15 juli 1850, voornamelijk uit de in dien staat opgesomde en andere bescheiden betrekkelijk het school- en armwezen, de militie en schutterij, de statistiek, en de uitoefening van jacht en visscherij. Maar verder bleven er eenige kasten vol varia over, meest losse stukken van uiteengerukte dossiers, echter ook tal van bundels. Hieronder nu was veel stellig belangrijks. Zóó een groot pak ingekomen stukken bij den Prefect der Rijnmonden uit 1811, de nos. 1680 tot 2048 (behoudens gapingen) van den indicateur der prefectuur (2). Zóó dergelijke pakjes en pakken van brieven en dossiers, ontbrekende in de portefeuilles met chronologisch genummerde stukken van Gedeputeerde Staten en Commissarissen des Konings. Zóó stukken betreffende het loterijfonds van Ravestein (3); van de voormalige administratie der bureaux de bienfaisance alhier bij de prefectuur, rekeningen van godshuizen te Heusden; rapporten uitgebracht aan de Provinciale Staten door Gedeputeerden of bijzondere commissien, over wegen, vaarten en kanalen, ontginningen enz. enz.; stukken en verklaringen over het onderhoud van wegen; over polders; over het recht op den toren te Budel; over de geschillen tusschen de gemeente Moergestel en haar latere afdeeling de Heize, tusschen 's Hertogenbosch en de naburen van Orten; over de gronden tusschen Boekel en Uden; den uitkoop van Rijks-tollen; de haven te Geertruidenberg; de grensscheiding tusschen Breda en Teteringen; de havenrechten te 's Gravemoer: de verhooging van den linker-Diezedijk; afstand en ingebruikneming van Rijksgrond; den toren te Chaam; dien te Halsteren; het aanvaarden van legaten of donatiën door gestichten van weldadigheid of kerkbesturen; enz. enz. Ik noem slechts eenige der hoofden op waaronder ik al die losse verwarde en vermengde stukken ten slotte ben gaan sorteeren, maar genoeg om het bovengezegde te bewijzen. Dit werk is natuurlijk zeer tijdroovend en kan niet dan zeer langzaam vorderen.

(1) Vg. Archiefverslagen 1892, bladz. 78 tot 81.

(2) Deze vondst verklaart miss hien, in verband met het feit dat vroegere opruimingen wel zijn toegestaan (0. a. in 1887), dat zoovele van deze nummers der onde archieven ontbreken.

(3) Dit fonds was bestemd voor de vroegere Latijnsche school aldaar.

Zeer goed werd ik bij den geheelen arbeid van de uitzoeking van dezen griffierommel van 1891, zoowel als bij de mede weder voortgezette globale beschrijving of inventarisatie van het archief van 1814-1850, bijgestaan door den meeraangehaalden binder. Deze, H. Wagenaar, heeft nu reeds sinds het midden van 1892 belangrijke diensten aan het archief bewezen en staat mij steeds beter ter zijde bij het dagelijksch beheer der verzamelingen en de nasporingen daarin.

[ocr errors]

Ook bij een ander werk en hiermede kom ik tot het oudarchief was hij zeer nuttig. Ik bedoel de verdere bewerking der plakatenverzameling, waarvan ik vroeger melding maakte (1). Een aantal van deze, met verschillende aanwinsten der laatste jaren vooral uit gemeente-archieven ingekomen of ook bij de reeds langer aanwezige verzamelingen aangetroffen, werden door hem gerangschikt en nagezien. Daarop heeft hij met den concierge vergeleken welke exemplaren nog in een onzer collecties ontbraken en deze op hunne nummers ingevoegd. Te zamen hebben zij daarop de lijsten aangevuld, waarop de nummers, data en namen der uitvaardigende authoriteiten werden ingevuld. Uit het Rijks archiefdepôt te 's Gravenhage zijn mij welwillend ter leen verstrekt de inventarissen der voormalige oude rechterlijke archiefdepôts van de rechtbankgriffie's te 's Hertogenbosch, Breda en Eindhoven. Onder mijne aanwijzingen en correctie heeft de concierge, Arn. van Eijek, hieruit een reeks voorloopige inventarissen opgemaakt van de meeste schepen-archieven. Ik koos hiertoe een vorm, waardoor meestal nadere uitwerking en aanvulling gemakkelijk moet zijn. Stellig zal het bij de verdere bewerking der schepenarchieven een gemak zijn met zulk een ligger in de hand telkens te kunnen beginnen.

Aan de ordening en inventarisatie der rechterlijke archieven heb ik overigens weder niet heel veel kunnen doen door de talrijke zorgen voor en het werk aan de nieuwe archieven. Alleen heb ik de schepenarchieven van Dinther en van Heeswijk, zoover zij nu uit den rommel, van den raadhuiszolder te Dinther vroeger overgenomen, waren uitgezocht, geheel geordend en genummerd en heb ik de oude beschrijving van de Bossche protocollen nauwkeurig vergeleken en verbeterd. Ook ben ik de registers van het archief van den raad en leenhof van Brabant en Overmaze specifiek gaan beschrijven, gelijk met de losse stukken reeds vroeger geschiedde. Als die specificatie weldra voltooid zal zijn, is dus de algemeene nummering meteen als het ware volledig en dus de inventaris gereed op de civiele

(1) Archiefverslagen 1892, bladz. 75/76.

processtukken na, die nog nader uitgezocht moeten worden. Op dit werk van langen adem zal ik maar niet wachten om den inventaris in te zendeu, ten einde die den belangstellenden bekend gemaakt kan worden, b. v. door den druk als bijlage dezes.

Nog een anderen inventaris heb ik met behulp van oude lijsten laten opmaken, maar nu niet van in hoofdzaak in dit archief berustende bescheiden. Uit de alphabetische lijsten, in een drukwerk met negen vervolgen door de broederschap der notarissen in ons land uitgegeven van de protocollen van overleden notarissen, heb ik de Noordbrabantsche vóór 1811 aangeschrapt en laten afschrijven. Vervolgens heb ik naar de aanduidingen die er bij stonden getracht den inventaris der bewaarplaatsen van notariëele minuten alhier en te Breda daaruit te construeeren. Dit werk kan zoowel nu reeds nut voor ons afwerpen als later, wanneer die protocollen, gelijk behoort, alle in onze depôts zijn opgenomen.

Dr. Zuidema heeft wederom de aanwinsten der boekerij en eenige van het archief geïnventariseerd, zijn aandeel gehad in het doen van nasporingen en maken van afschriften, en verder de inhoudsopgaaf ingevuld in de boven beschreven lijsten der plakaten. Ook maakte hij een lijstje van de dubbele boek werken op den zolder, en vervaardigde een index op het register der besluiten van den Franschen prefect uit 1810.

Veel werk gaf mij de revisie, aanvulling en correctie van den inventaris der oorkonden van het Jezuïetencollegie alhier, die werd afgedrukt als bijlage van het vorige verslag. Voor de inleiding en aanteekeningen heb ik den in twaalf afleveringen verschenen inventaris van de Roermondsche archieven, door wijlen den rijksarchivaris Sivré, geheel nagezien, alsmede de Bossche schepenprotocollen, voor zoover ik hierin nog oorkonden had mogen aantreffen, geëxcerpeerd. Vooral bij het laatste werk bleek mij nog al een en ander van de herkomst van sommige der goederen en rechten, waarover de stukken handelen. Had ik van die bijzonderheden eerder kennis gedragen, stellig zou ik in de verdeeling der oorkonden naar de rubrieken hier en daar nog eenige verandering hebben aangebracht, zonder echter in het systeem wijziging aan te brengen.

Aan het boekje werd, toen het was afgedrukt, door de welwillende bemoeiing van jhr. mr. Victor de Stuers, referendaris van kunsten en wetenschappen, een reproductie op halve grootte toegevoegd van een plattegrond van het Jezuïetencollegie, die bij de oorkonden berust.

Bij gelegenheid van deze correctie der bijlagen van mijn vorig verslag en van de inventarisatie van oude gemeentelijke charters,

heb ik een onderzoek ingesteld naar de gebruikte jaarstijlen in Bergen op Zoom en Breda en verschillende andere plaatsen. Op verzoek heb ik voor den Commissaris der Koningin in dit gewest, toen deze zijne bezoeken aan de gemeenten der provincie ging beginnen, een overzicht opgesteld van de historischpolitieke indeeling van Noordbrabant en daarvoor tevens een kaartje gemaakt, dat den toestand van 1795 duidelijk aangeeft. Voor de andere indeelingen kan dit zoo noodig later worden uitgebreid. Dr. Zuidema is dadelijk daarop reeds begonnen met het onderzoek naar de oudste kerkelijke indeeling tot in de onderdeelen toe.

V. Uitgaaf van bescheiden uit het archief.

Met de voorbereiding der uitgaaf van het Strickgrefier wordt zooveel mogelijk ijverig voortgegaan. Daar het aantal bladzijden in zeer groot formaat echter over de 700 klimt zal het nog een poos aanloopen voor de kopie af en persklaar is.

Ik hoop dat te voren de uitgaaf der Heuchtensche oorkonden geheel voltooid zal zijn. Hard vlotten doet het daarmee echter niet. Er is voorloopig nog wat veel stof, die moet voorgaan. Moge deze spoedig worden opgeruimd.

[ocr errors]

Van de uitgaaf der delineatio collegii Silveducensis" sprak ik reeds boven.

VI. Aanwinsten en verliezen.

De gedetailleerde staat van de aanwinsten mijner verzamelingen, aan dit verslag weder toe te voegen, vermeldt deze op gelijke wijze als vorige jaren geschiedde.

De hoop dat uit de besprekingen, door den heer Algemeenen Rijksarchivaris zelven in de bijeenkomsten der Rijksarchivarissen ingeleid omtrent de distributie onzer Rijksarchieven over de elf depôts, het praktisch resultaat zou voortvloeien dat aan mijn depôt eindelijk de archiefverzamelingen zouden kunnen worden toebedeeld, die hier metterdaad behooren en in vorige verslagen (1) meermalen door mij werden aangeduid en opgenoemd, is helaas verijdeld. In de bijeenkomst van 16 october 1894 werd de zaak, hoewel zij niet was afgehandeld, door den voorzitter zelven weder van de agenda afgevoerd. Den daarbij gegeven wenk om Uw Excellentie in dezen de noodige aanwijzingen te vragen, zal ik te gelegener tijd echter gaarne opvolgen.

(1) O. a. Archiefverslagen 1893, hoofdstuk 6.

« PreviousContinue »